Inloggen
voeg je beschouwing toe

Beschouwingen

Jacques Hamelink: Moeder: toen je mij uitstiet...

Moeder: toen je mij uitstiet...

Moeder: toen je mij uitstiet
En ik je lichaam aangreep als de zee,
Stak mij de voorspelde ster reeds, werd luchtledig
Alle water, drong vuur in mijn schedel
Dat ik in geen vrouw meer doof.

Gevallen uit je vlees,
Bevrijd uit je koud en brandend gebeente,
Houdt dit mij bezig.

In de seconde dat ik koning werd
Droeg je mij over ten dode,
Heb je mij afgesneden, ging
Een zwarte maan vervroegd op voor bossen.

Toen, terwijl je mank, kakend, miskend, op krukken vluchtte
Uit mijn van wraakzucht brooddronken en bijtgraag jaar,
Begon deze onbegrijpelijke ertsheldere vlam te rukken
Aan mijn wagen,

En voelde ik, door tijd
In mijn middelpuntvliedende baan
Geworpen, in mijn schouders dodelijk je eerste zwartgeteerde
raven en voorouders aanstalten tot sterven maken.

Jacobus Marinus (Jacques) Hamelink is geboren in 1939 te Driewegen, een dorpje in Zeeland. Hij groeide op in een streng-protestants gezin en zijn vader was voorman in een steenfabriek.
Jacques verkreeg de akte mo-Nederlands aan de Katholieke Leergangen in Tilburg. Tijdens zijn studiejaren ontworstelde hij zichzelf aan zijn rigide, fnuikende, kleurloze verleden vol vervalste wereldbeelden.
Na zijn studietijd werd hij drie jaar leraar in Terneuzen.
Op zijn vierentwintigste ging hij in Amsterdam wonen en hij verruilde zijn leraarschap voor een fulltime schrijverschap.
Drie jaar ervoor was zijn eerste gedicht 'Fossiel' in het Nieuw Wereldtijdschrift verschenen en sindsdien publiceerde hij geregeld in diverse tijdschriften.
In 1964 verscheen zijn dichtbundeldebuut 'De eeuwige dag' bij uitgeverij Polak & Van Gennep en zijn verhalenbundel 'Het plantaardig bewind', waarvoor hij de Vijverprijs kreeg en in 1965 de Lucy B. en C.W. van der Hoogt-prijs.

In 1969 woonde hij twee jaar in Avereest om daarna weer in Amsterdam te gaan wonen.
In 1980 ontving hij de Busken Huetprijs voor zijn essaybundel 'In een lege kamer een garendraadje'.
In 1985 ontving hij de Herman Gorterprijs voor de dichtbundel 'Gemengde tijd' en in 1988 de Constantijn Huygensprijs voor zijn totaalwerk.
In 2002 was hij genomineerd voor de VSB Poëzieprijs met zijn bundel 'Zilverzonnige en onneembare maan'.

Hij is ook vertaler en hij vertaalde o.a. 'Het Martyrium' van Elias Canetti.

Het hoofdthema is zijn schrijfwerk is de bedreiging van de eeuwige natuur op de tijdelijke mens.
Hij publiceerde o.a. in: Tirade, Raster, Podium, Ons Erfdeel, Nieuw Vlaamstijdschrift, Merlyn (hij publiceerde daarin de meeste poëzie), Roeping, Raam, De Gids en De Revisor.
Zijn werk is vertaald in het Duits en het Frans.
Hij laat weinig los over zijn privé-leven, want 'Het enige wat ik waarlijk te zeggen heb, staat in mijn bundels, en de rest is gebabbel'.
Verder bewaakt hij nauwlettend zijn eenzaamheid.
Hij is wel getrouwd en hij heeft een paar vrienden.

Schrijven doet hij in eerste instantie met de hand, in zijn eigen schrijfgebouwtje achter zijn huis, met uitzicht op het Noord-Nederlandse polderlandschap.
Hij is sterk beïnvloed door Paul Celan. En een ouderwetse typemachine is het meest moderne wat hij aanhangt, hij is van de hardnekkige generatie, die zich niet wenst te conformeren aan het computertijdperk, althans dat zei hij, misschien is hij inmiddels overstag gegaan.
Zit er toch nog een akelige restant calvinistische soberheid en behoudendheid hem dwars?

In 2007 verscheen zijn bundel 'De Dame van de Tapisserie', met een aanklacht tegen de mystica Hadewych, met de beginregel 'Ellendig wijf dat moest op de minne teren', en een hommage aan de beeldend kunstenaar Rik Wouters.
De bundel is voor velen onleesbaar, want irritant wetenschappelijk en rationalistisch.

In 2010 verscheen 'Germania, een canto', over Ygdrasil, Sigurd de Drakendoder, Hölderlin en Duitse, verwoeste steden.

Het bovenstaande gedicht deed mij meteen denken aan het gedicht 'Samen' van Jotie T'Hooft met de beginregel 'Moeder, gij hebt mij moeizaam uitgespuwd en van elk jaar de harde striem verdragen'. Waar T'Hooft nog mededogen voor zijn moeder kan opbrengen, is Hamelink geheel gericht op zijn eigen zwarte scenario, wat een keelverstikkend, bloedend tragedie oplevert.

'Je hebt van jouw kant gelijk wanneer je in de wirwar die ontstond dit, mijn treuzelende rode draad, een leeg begrip noemt. Maar als dat alles is en nog verbindt over een vacuüm, ben ik niet ontevreden'

Schrijver: Joanan Rutgers, 12 januari 2012


Geplaatst in de categorie: literatuur

4.0 met 4 stemmen 370



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)