Elisabeth Cheixaou: George Sand
George Sand
Zij hoort ze altijd dreigen, zingen,
als aan 't onzegbare verwant:
Majorca's sombere mineurwinden,
de majeurmerels van Nohant.
Zij slentert neuriënd door Versailles
als schijnbaar acht'loze gamin:
Bourgogne, landwijn en champagne
met Amors pijl dooreengemengd.
Zij ontstelt de roze en de mauve
salons, als lendenslanke man.
De waaiers ruisen driftig open
terwijl haar géést de vleugels spant.
Zij kiest, maar geeft zich nooit verloren,
en wat ze neemt verliest ze niet:
't Ontvangene vloeit uit in woorden,
't geschonkene in zielsmuziek.
Gebonden, èn zich weer ontwindend
aan 't strengelend rhythme der amants,
verschenkt zij zich Majorca's winden,
de pinkstermerels van Nohant.
Bonny Louise Elisabeth de Graaf-Boukema oftewel Elisabeth Cheixaou, haar pseudoniem, is geboren in 1907 te Zweeloo, Drente.
Haar vader was van Friese komaf en verdiende zijn brood als gereformeerde predikant.
Haar moeder was niet alleen van Nederlandse komaf, maar ook van Franse en Pools/Litouwse komaf.
Haar pseudoniem Cheixaou is dan ook afgeleid van haar Pools/Litouwse oma.
Op haar tweede verhuisde ze naar Neede, Gelderland, waar haar vader dominee van de gereformeerde kerk werd en waar zij dus opgroeide. In haar ouderlijk huis, de pastorie, werd veel muziek gemaakt, haar vader bespeelde de viool en haar moeder was verzot op haar orgel, terwijl Elisabeth het liefste tekende.
Na een lang ziekbed stierf haar vader en haar moeder verhuisde met haar gezin naar Zeist. Er was geen geld om een studie te betalen, dus ging Elisabeth voor enkele jaren in een kindertehuis werken, of ze daarmee haar eigen studie heeft bekostigd, is onduidelijk, maar hoe dan ook, ze heeft de Nederlandse taal uitzonderlijk goed beheerst, zij het overgoten met protestantse kenmerken, wat haar taalkundige vurigheid heeft ingeperkt.
Op haar vijfentwintigste trouwde ze met Jan de Graaf, die directeur van een sigarenfabriek in Driebergen was en die daarmee in zijn vaders voetsporen is getreden. In de tweede wereldoorlog is de hele fabriek afgebrand, een cadeautje van de NSB-ers. In 1953 werd haar man honorair consul van Tessin, in Zwitserland. Ze woonden hoog in de bergen, in Comano, boven Lugano, waar ze in hun huis 'Piccolo Mondo' tot 1969 vele gasten verzorgden, grotendeels kunstenaars en wetenschappers, die in alle rust wilden werken en genieten. Hun huis was vier eeuwen oud.
In 1985 promoveerde haar man op Martin Buber. Vijf jaar later stierf hij. Een jaar later ging Elisabeth in Zeist wonen, waar zij in 1997 stierf.
Ze haalde haar inspiratie uit haar religieuze overtuigingen en haar zelfbewuste, mysterieuze vrouw-zijn. Ze schreef diepzinnige liefdesgedichten, die zich kunnen meten met de beste op dat gebied. Door de beïnvloeding van de Vijftigers werd haar poëzie abstracter in ingetogener, maar de glans bleef hetzelfde.
In 1946 verscheen haar dichtbundeldebuut 'Witte Donderdag' bij uitgeverij Callenbach (protestants) en de volgende drie dichtbundels verschenen ook daar; ''Het maanschip' in 1952, 'Wáár zeggen' in 1958 en 'Wijn' in 1963. In 1977 verscheen haar prozaboek 'Sophia en Zarathoestra' bij uitgeverij De Beuk, waarin ze het opneemt voor de vrouwelijke intuïtie en wijsheid als beste inspiratiebron.
In 1982 verscheen haar autobiografie 'Maar wat wil je dan?' en in 1990 de roman 'Opstandige nonnen', over Portugese nonnen, die zonder Vaticaanse goedkeuring een vrouwenklooster stichten.
Voorts schreef zij twee kinderboeken: 'Alle vogels vliegen' en 'Lopen naar Parijs'.
In 1995 verscheen 'Gemis en overvloed' bij uitgeverij Kairos, een bloemlezing door Rob Leopold, die ze zelf nog heeft meegemaakt.
Ze publiceerde in: De Gids, Nieuw Letterkundig Magazijn, Bres, Ontmoeting, Theosofia, De Waagschaal, Wending en De Wereldkroniek. Veelal spirituele bladen, waarbij Bres en Theosofia ver buiten het protestantse geloofsbeeld vallen en veel meer de ware, wereldwijde mystiek benaderen.
Ze verscheen in diverse bloemlezingen: 'Ik ben genoemd meisje en vrouw', 'En het woord was bij God', 'Met de staart van een ander', 'Het schip dat gij bouwen zult', 'Gevleugeld woord', 'Nederlandse dichteressen na 1900', 'Spiegel van de Nederlandse poëzie' en 'Vloedlijn'.
Werk van haar is vertaald in het Portugees, Italiaans en Engels.
'Ik buig mij maar voor een, voor God. Geen wondend zwijgen voert meer tot de wanhoop, geen verlangen kreukt mijn eigenlijke, diepste vreugd: de goddelijke twee-zaamheid in 't grensgebied der eeuwigheid'
Geplaatst in de categorie: literatuur
Ik vereenzelvig mezelf allang niet meer met mijn woordkunst, is trouwens erg geruststellend. Dat ik reageerde op een borderline-beschouwing van jou kan ik me helaas niet herinneren. Vergetelheid is mij lief. Tja, ik probeer wat ik kan, zolang ik kan, met al mijn taalvermogens. Ben vaak wel twijfelachtig over de zin van mijn werk. Slaat taalwerk wel werkelijk aan of is het een decadente illusie? !