Inloggen
voeg je beschouwing toe

Beschouwingen

Verknocht aan het Engelse landschap

(voor John Constable (1776 - 1837))

Je bent geboren in het romantische East Bergholt, waar je vader een welgestelde maïskoopman was en de eigenaar van een watermolen in Flatford en later ook van een molen in Dedham.
Je vader Golding had een eigen vrachtschip, waarmee hij zijn granen naar Londen vervoerde om het daar tegen een meerprijs te verhandelen.
Je oudere broer was geestelijk gehandicapt, zodat je ouders aannamen dat jij de opvolger van het familiebedrijf zou worden, met je jongere broer Abram.
Je ging in het woldorp Lavenham naar een kostschool, maar al vrij snel naar een school in Dedham, waar je langs de rivier de Stour heen en weer liep, genietend van het natuurschoon. Na je schooltijd kwam je in de korenhandel te werken, terwijl Abram de molens bestuurde. Ondertussen schilderde je in je vrije tijd het eeuwenoude platteland. De kunstschilder John Smith vond dat je maar beter bij je vader kon blijven werken, maar op zulke conclusies zat je niet te wachten.

Bij de kunsthandelaar Sir George Beaumont zag je 'Landschap met Hagar en de engel' van Claude Lorrain en dat was een grote stimulans voor jou om ook door te zetten. Smith kon de pot op en dus vertrok je op je drieëntwintigste naar de Koninklijke Kunstacademie in Londen, waar je beïnvloed werd door grote kerels als Gainsborough, Rubens, Carracci en Van Ruisdael.
Vier jaar later exposeerde je in de academie en je wilde koste van het koste een uitmuntende landschapsschilder worden en uitblinken in moed. Je nam ridderlijk de dagelijkse taferelen tot je onderwerpen, dorpen met kerken, huizen en boerderijen. Je voer een maand mee aan boord van een koopvaardijschip, waarbij je vele kusthavens ontdekte. Je reisde ook twee maanden door het Lake District, op jacht naar mooie uitzichten, maar om te overleven moest je wel portretten schilderen, hoe vervelend ook. Religieuze kunst was niet aan jou besteed, daar bleek je geen gevoel voor te hebben, dus dat was al een grote marktafzet minder.
's Winters werkte je in Londen en 's zomers in East Bergholt, waar je op je drieëndertigste bevriend raakte met de beeldschone, liefdevolle, integere Maria Bicknell, die toen tweeëntwintig was en je wist haar pure en oprechte schoonheid op het doek vast te leggen. De vriendschap werd al gauw een intense, hechte en wederzijdse liefde.

In Salisbury bezocht je je grote vriend en mecenas John Fisher, de bisschop van Salisbury, die ooit kapelaan van koning George was. De opa van Maria deed erg vervelend over je relatie met haar, want hij vond jou ver beneden haar stand en hij dacht dat jij op haar erfenis aasde. Als je met Maria zou trouwen, dan gaf hij geen pond aan haar. Je huwelijk werd uitgesteld, want Maria's vader vond die erfenis-afwijzing geen goed vooruitzicht, terwijl Maria armoede ook geen goede positie voor een aanstormende kunstschilder vond.
Je ouders stierven vlak achter elkaar en dat leverde je een aardige erfenis op, waardoor de huwelijksbezwaren ineens verdampten en dus trad je op je veertigste in het huwelijk met je diepbeminde Maria, die je datzelfde jaar voortreffelijk portretteerde, met kort, krullend haar en grote, heldere ogen met een verfijnde, beminnelijke blik. Net zo min misleidend als de natuurelementen.
Maar je schilderde rond die tijd ook Mary, de dochter van John Fisher, met halfblote borsten door zo'n heerlijke, laaghangende jurk. Het blootste wat je ooit geschilderd hebt en het had maar weinig gescheeld of je was met haar getrouwd, want je was dol op haar uitpuilende borsten, die je meerdere keren mocht beminnen, om over de zoetgeurende snoepdoos onder haar rokken maar te zwijgen. Haar vader had je liever met haar doen trouwen, ook omdat zijn neef jullie een keer had betrapt tijdens een hoogtepunt, wat hij verklikte, waardoor je hem expres als een schlemiel portretteerde, als een amateur-schildertje.
Met je kersverse vrouw verbleef je een tijd in de pastorie van Fisher, hetgeen je zeer verwarde, alsof je met twee Maria's was getrouwd, maar je reisde verder naar de badplaatsen Wehmouth en Brighton en in het chique Brighton bleef je wonen. Met Maria kreeg je zeven kinderen.

Je won de gouden medaille voor 'The Hay Wain', maar je weigerde Engeland te verlaten om je werk te promoten, liever was je arm in Engeland dan zo te moeten bedelen. John Fisher stierf en liet een vrouw en drie kinderen achter, terwijl het met Maria ook niet goed ging, want ze stierf op eenenveertigjarige leeftijd aan tuberculose. Je raakte zwaar versomberd en je kleedde je voortaan altijd in het zwart, je kunsthandelaar in Parijs bekeek het maar, de kring werd kleiner en je zorgde het liefste nog vol overgave voor je kinderen, wonend in Londen, in de dure wijk Hampstead, waar je trouw iedere dag wat bloemen naar Maria's graf bracht, totdat ook jij stierf aan indigestie.

Je werd begraven in het familiegraf op de begraafplaats Sint-Johannes-in-Hampstead, een romantische omgeving, maar natuurlijk niet de moeite waard om te schilderen.

Schrijver: Joanan Rutgers, 23 februari 2012


Geplaatst in de categorie: schilderkunst

1.2 met 4 stemmen 125



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)