Inloggen
voeg je beschouwing toe

Beschouwingen

Met engelenvleugel geschilderd

(voor Joanna Mary Boyce (1831 - 1861))

Je bent geboren in de wijk Maidi Hill te Londen, waar je vader een pandjesbaas was. Daarvoor was hij een wijnhandelaar, waardoor zijn wijnkelder nog goed gevuld was, al jaagde hij er graag enkele flessen per dag doorheen.
Je was het middelste kind van vijf kinderen. Je moeder hield volgens de Engelse traditie van stevige ontbijten met ei, cheddar en bacon.

Op je achttiende ging je studeren aan de Cary's Academy, terwijl je flink gestimuleerd werd door je vader en je vijf jaar oudere broer George Price, die ook in de kunstwereld belandde, nadat de landschapsschilder David Cox hem daartoe had aangezet, waardoor hij ook landschapsschilder is geworden. Je vader ging zoveel mogelijk met je naar de musea en hij ontbrandde altijd in een onstelpbare euforie bij het zien van je nieuwste schilderij.

Op je eenentwintigste ging je naar de Leigh's Academy in 78 Newman Street, waar je les kreeg van je leermeester James Mathews Leigh, die eveneens de leermeester was van Sir Frederick Leighton, Sir John Millais en Sir Edward Poynter. Je volgde de anatomie-lezingen van John Marshall en je ging met je vader naar Parijs, waar je vooral Ary Scheffer en Paul Delaroche waardeerde.
Niet lang daarna overleed je vader en je stortte compleet in, incluis je schilderwerk, want je miste de emotionele bijstand van je enthousiaste vader, te meer omdat je moeder zich alleen maar ergerde aan je schilderkunst. Toch verzorgde je nog liever je moeder dan dat je met de schilderkunst verder ging, maar George had goede contacten met de Prerafaëlieten. Hij was bevriend geraakt met Dante Rossetti en Thomas Seddon, die later op zijn vijfendertigste aan dysenterie bezweek, toen jij nog leefde. Hij was ook bevriend met de kunstcriticus John Ruskin en hij wist je weer aan het schilderen te krijgen, mede doordat hij zijn eigen atelier in Londen had, waar je veel collega-kunstschilders ontmoette, zoals Augustus Egg en William Frith.

Op je drieëntwintigste ben je verloofd met de portrettist Henry Tanford Wells, die drie jaar ouder was en niet van je af kon blijven, wat in jouw geval geen wonder was.
Op je vierentwintigste studeerde je aan het Thomas Couture atelier, waar je les kreeg van de eerbiedwaardige monsieur Couture, die ook les had gegeven aan Manet en Fantin-Latour.
Op je zesentwintigste verzorgde je vijf maanden je zieke broer George, met wie je in Brighton en Hastings vertoefde. Na die zorgperiode reisde je met Henry door Frankrijk en Italië, om in Rome met hem te trouwen. Je bent niet zomaar getrouwd, want je was uiterst sceptisch tegenover het huwelijk, wat je als 'slavernij en afhankelijkheid' typeerde. Je zei Henry dat je niet langer dan drie jaar getrouwd wilde zijn, maar die angst bleek ongegrond.
Je meeste vriendinnen waren zelfstandige, feministische kunstenaressen; Jane Benham, Bertha Farwell, Jane Todhunter en Anna Maria Howith, die echter op haar drieëndertigste een zenuwinzinking kreeg, omdat Ruskin haar werk afkraakte en een vriendin van haar ging trouwen.

Je had succes met je schilderij 'Elgiva', waar Ruskin helemaal weg van was. Elgiva was een adellijke dame, die door de aartsbisschop werd verbannen.

In vier jaar tijd kreeg je drie kinderen. In je huis te Surrey beviel je van je zoon Sidney. Een portret van hem werd afgewezen door de Koninklijke Academie, terwijl je het met zoveel liefde en vakvrouwschap had geschilderd.
Een jaar daarop werd je dochter Alice geboren. Je moederschap vroeg de nodige energie, waardoor je minder schilderde, maar het moederschap ging natuurlijk boven alle kunstvormen en schonk een veel diepere en blijvende vreugde.
Je leermeester James Leigh overleed en je dwaalde terug naar de tijd toen je met je vader naar de begrafenis van William Turner bent gegaan, tien jaar geleden. Je voelde weer zijn stevige hand in jouw slanke hand knijpen, maar nu was het Henry, die dat deed. 'Nou zie je waar dat verdomde roken toe leidt!', zei hij, zonder te beseffen dat je in wezen huilde om je vader, die je nog altijd zozeer miste. 'Tweeënvijftig is niet oud, maar ook niet echt jong', antwoordde je stotterend.

15 juli 1861: na de geboorte van je dochter Joanna Margaretha overleed je door de complicaties, met name een fatale koorts, die tot een hartstilstand leidde. Negenentwintig jaar was absoluut te jong, daar je als kunstschilderes werkelijk veelbelovend was, afgezien van het feit dat je al een gedenkwaardig oeuvre had opgebouwd. Op je ezel stond het onvoltooide 'Bird of God', een engel met een zeer menselijk gezicht, die dwars door de kijkers heen kijkt. Je had de verpleegster nog om een glas gevraagd, zodat je daar doorheen kon kijken om zo de ziekenkamer te aanschouwen, wat je dan later wilde schilderen.

Het is wrang om je te vertellen, maar in de tweede wereldoorlog hebben de Duitse bommenwerpers Bath verwoest en daarbij is het grootste deel van jouw schilderwerk verloren gegaan. Maar ondanks die rampzaligheid blijf je voor altijd één van de belangrijkste, vrouwelijke Prerafaëlieten.

Schrijver: Joanan Rutgers, 24 maart 2012


Geplaatst in de categorie: schilderkunst

3.5 met 2 stemmen 171



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)