Inloggen
voeg je beschouwing toe

Beschouwingen

In de voetsporen van Monet

(voor Lilla Cabot Perry (1848 - 1933))

Je bent geboren in Boston, waar je vader dr. Samuel Cabot een geëerd chirurg was en je moeder heette Hannah Lowell Jackson.
Je had zeven broers en zussen, waaronder Samuel, Arthur Tracy en Godfrey Lowell.
Je studeerde taalkunde, literatuur, poëzie en muziek. Als kind zat je graag te lezen of te sporten in de buitenlucht.

Er kwamen belangrijke mensen over de vloer, zoals Ralph Waldo Emerson, dichter en essayist, bevriend met Henry Thoreau. Je ontmoette de schrijfster van 'Little Women', Louisa May Alcott. James Russell Lowell, dichter en diplomaat, kwam ook op bezoek - hij was getrouwd met de dichteres Mary White, die maar tweeëndertig werd vanwege tuberculose. Voorts waren daar de schrijver Henry James en de kunstschilder John Lafarge, je schoonbroer, die je stimuleerde om schilderes te worden.

Je ouders waren felle tegenstanders van de slavernij en tijdens de burgeroorlog hielpen ze gewonde soldaten en gevluchte slaven.
Op je zeventiende, na de burgeroorlog, ben je naar Canton verhuisd, waar je de natuur beminde.

Op je zesentwintigste ben je getrouwd met Thomas Sergeant Perry, een geleerde taalkundige, die professor in de 18-de eeuwse letterkunde was aan de Harvard University.
Twee jaar later werd je Margaret geboren en het jaar daarop verscheen je eerste schilderij 'Portret of a baby', dat Margaret afbeeldde.
Weer een jaar later werd Edith geboren, die na vier jaar werd opgevolgd door Alice.

Op je zesendertigste kreeg je schilderles van de portretschilder Alfred Quentin Collins, die in Parijs les had gehad van Leon Bonnat.
Je maakte 'The beginner' en je ontdekte je eigen stijl en je werkte samen met Robert Vonnoh, een impressionist, die deels in Grez-sur-Loing schilderde. Zijn vrouw Bessie Potter was beeldhouwster. Zijn leraren waren Gustave Boulanger en Jules Lefebvre en door hem werd je ook een impressionist.
Ook Dennis Bunker heeft je beïnvloed, dat was op de Cowles Art School te Boston, waar losse kunstopvattingen heersten.

Op je negenendertigste ging je naar de Academie Colarossi, waar je les kreeg van Gustave Courtois en Joseph Blanc. Je schilderde in het Louvre met name de Botticelli's na.
In München kreeg je les van Fritz von Uhde en daarna ging je naar de Academie Julian, waar Tony Robert-Fleury je leermeester was. Door twee succesvolle schilderijen kwam je bij Alfred Stevens terecht, waardoor je nog gedetailleerder ging werken. Hij was getrouwd met de rijke Marie Blanc en bevriend met Charles Baudelaire, Berthe Morisot, Sarah Bernhardt, Degas, Manet, Whistler en Bazille.
Jij was bevriend met Camille Pissarro, die in armoede verkeerde, waardoor je Amerikaanse kopers voor zijn werk regelde. Na het zien van Monet's schilderijen ging je in grote eerbied voor deze meester ook in Giverny wonen, waardoor je een hechte vriendschap met hem hebt opgebouwd. Je hebt er negen zomers gewoond tot aan je eenenzestigste. Je was er volkomen jezelf en je werkte veel met kleuren en lichtvallen, daarbij geadviseerd door de goedhartige Claude, die duidelijk gecharmeerd was van je vrouwelijke schoonheid.

Na het voltooien van 'La Petite Angèle', met die volwassen, doorschouwende blik in haar ogen, reisde je door Nederland en België, waar je het werk van Rembrandt en Rubens hebt bekeken. Je ging terug naar Boston, waar je als ambassadrice van het impressionisme optrad via lezingen over Monet en al die anderen. Langzaamaan gingen de Amerikaanse kunstliefhebbers overstag.
In Japan had je een expositie in Tokyo en je werd beïnvloed door de Japanse prentkunst, waardoor je strakkere contouren schilderde, terwijl je man zich verdiepte in de Engelse literatuur. Er hingen zes schilderijen op de Salon des Independents en je schilderde 'Lady with a Bowl of Violets', wat de perfecte schoonheid uitstraalt.
Je had een hekel aan de moderne kunst, die volgens jou al kliederend de ondergang inluidde.
Op je vierenzeventigste had je een solo-expositie in New York met vierenveertig schilderijen. Je moest verpleegd worden vanwege ernstige difterie, Edith moest naar een instelling voor psychische opvang.

Je man stierf in 1928 aan een longontsteking. Na een periode van rouw begon je weer volop te schilderen en dat bleef je doen tot de laatste dag van je aardse bestaan. Je stierf in je landhuis te Hancock, New Hampshire. Vijfentachtig jaar. Van velen de kunst geleerd en opgeklommen tot een ware meesteres.

Schrijver: Joanan Rutgers, 7 mei 2012


Geplaatst in de categorie: schilderkunst

2.0 met 5 stemmen 128



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)