Inloggen
voeg je beschouwing toe

Beschouwingen

OVER DE BESTURING VAN ONS BREIN

Weinig mensen zullen willen bestrijden dat iets wat gebeurt altijd een oorzaak heeft gehad. Ook als we niet precies weten waardoor en hoe een gebeurtenis werd veroorzaakt, we zijn er niettemin van overtuigd dat er niets gebeurt zonder dat er iets aan vooraf gaat waardóór het gebeurt. Als dat niet zo was zou de wereld een onberekenbaar gekkenhuis zijn.

Des te merkwaardiger is het, dat desondanks veel mensen sterk overtuigd blijven van het bestaan van zoiets als een mysterieuze, want onverklaarbare vrijheid van de menselijke wil. Merkwaardig, maar wel begrijpelijk. Immers, wie bijvoorbeeld “ja” zegt, doet dat onder normale omstandigheden omdat hij “ja” WIL zeggen en niet omdat hij “ja” MOET zeggen. Hij had immers ook “nee” kunnen zeggen als hij ”nee” gewild had? Ons denken en dus ook ons willen en ons daarmee samenhangend handelen vinden hun oorsprong in processen die zich afspelen in onze hersenschors en die processen besturen we toch zelf?

Zélf? Maar vórmen die hersenprocessen nu juist niet ons “zelf”? En hebben die hersenprocessen en dus ook wij “zelf” dan geen oorzaak? Zou dat, zacht uitgedrukt, niet een beetje vreemd zijn? Het veronderstelt immers de mogelijkheid van fysieke processen die toevallig zijn. Daar bestaan in de natuur geen voorbeelden van. Het zou trouwens niets oplossen, want over een toevallig hersenproces hebben wij “zelf” dus ook niets te vertellen.

Experimenten hebben aangetoond dat het prikkelen van de hersenschors op bepaalde plaatsen aan proefpersonen de overtuiging kan geven dat zij uit vrije wil dingen denken of doen, hoewel er sprake is van een aantoonbare relatie van oorzaak (prikkeling) en gevolg (hersenproces). Een subjectieve ervaring (vrije wil) hoeft dus geen objectieve werkelijkheid te zijn. Ook onze zintuigen zijn niet onfeilbaar. We horen klanken en zien kleuren, hoewel deze als zodánig niet bestaan. Het zijn zintuiglijke "vertalingen" van licht- of luchttrillingen in bepaalde frequenties en golflengten. Als we zintuiglijk anders georganiseerd waren, zouden we een andere wereld waarnemen. Waarom zouden we dan ook niet aanvaarden dat ons gevoel van keuzevrijheid een (voor de leefbaarheid noodzakelijke) interpretátie is van strikt causaal aangestuurde hersenprocessen?

“Ja, wacht eens even,” roept nu iemand: “Wie bewijst mij dat mijn denken en handelen worden veroorzaakt door processen in de hersenschors? Dat is geen empirische, maar een zuiver metafysische stelling. Waarom zou ik niet zélf de eerste oorzaak kunnen zijn van mijn eigen denken en handelen? Als het gezonde verstand mij zegt dat ik keuzevrijheid heb, dan hou ik het daarop zolang het tegendeel niet bewezen is. De bewijslast ligt bij wie meent dat vrije wil een illusie is. En dat bewijs wordt niet geleverd door een filosofische interpretatie van de uitkomsten van hersenexperimenten!”

Tja, maar op mijn beurt vraag ik dan weer, welke grond er is voor de veronderstelling dat een mens over zoiets ondefinieerbaars als een autonome, vrije wil zou beschikken, ondanks het feit dat hij niets van zijn lichaam en geest, noch van het milieu waarin hij geboren werd zelf heeft kunnen kiezen. En afgezien daarvan: ik ontken niet dat de mens dingen wil of niet wil, ik bestrijd alleen, dat die wil vrij is doordat hij van zijn denken en doen “zelf” de éérste oorzaak zou zijn. De stelling namelijk dat de mens de eerste (dus onveroorzaakte) oorzaak van zijn eigen wil en daarmee van zijn eigen gedrag is, tart de logica. Ze veronderstelt immers dat de causale samenhang van alle ontwikkelingen in de wereld op elk moment kan worden verstoord door de miljarden niet-causale, dus autonome menselijke hersenprocessen. die elke seconde plaats vinden. De wereld zou onleefbaar zijn!

Het argument dat een overtuiging (in casu wilsvrijheid) op basis van gezond verstand het voordeel van de twijfel verdient zolang de onjuistheid ervan niet bewezen is, kan ook in omgekeerde richting worden aangevoerd. Het zogenaamde gezonde verstand zegt immers ook dat in onze werkelijkheid aan gebeurtenissen altijd oorzaken vooraf gaan. Wie daar anders over denkt en meent dat dit niet geldt voor menselijke besluitvorming, zit dan op zijn beurt met de bewijslast opgezadeld.

Maar mag je iemands persoonlijkheid, zijn “eigenheid” wel terugbrengen tot een fysiek proces, tot een kwestie van chemische reacties en elektrische impulsen? De mens gebruikt zijn hersenen toch als instrumentarium? Ik ben toch meer dan mijn brein? Een positief antwoord op deze laatste vraag lijkt voor de hand te liggen. Maar misschien zou een kijkje op de afdeling neurologie van een willekeurig ziekenhuis aan die vanzelfsprekendheid toch afbreuk kunnen doen of op z’n minst enige twijfel kunnen zaaien. Als “ik” meer ben dan “mijn” brein, hoe komt het dan dat een hersenbeschadiging door bijvoorbeeld een infarct, een ongeval of een langdurig coma mij (mijn “ik”) blijvend kan veranderen, bijvoorbeeld van optimistisch in neerslachtig, van levenslustig in suïcidaal, van meegaand in opstandig, van altruïstisch in egoïstisch of omgekeerd? Of hoe komt het dan dat bij dementie (Alzheimer) de afbraak van de persoonlijkheid gelijke tred houdt met die van de hersenen. Brein en persoonlijkheidsstructuur, materie en geest, soma en psyche zijn blijkbaar onlosmakelijk aan elkaar gerelateerd.

Een deterministische mensbeeld is niet direct populair, aangezien het de autonomie van de menselijke wil ontkent en daarmee een diep gekoesterd zelfbeeld aantast. Maar dat mag geen reden zijn om te veronderstellen dat de mens zich buiten de natuurlijke orde kan plaatsen. De verdediging van een "vrije wil" schiet tekort in een exacte definiëring van dit begrip (op welke wijze, in welke mate en waarván vrij?) en in een sluitende beredenering van de stelling dat de natuurlijke en wetmatige causaliteit enkel en alleen niet meer opgaat bij het stukje natuur dat mens heet.

Schrijver: H.P. Winkelman, 22 juni 2012


Geplaatst in de categorie: filosofie

3.8 met 11 stemmen 2.828



Er zijn 3 reacties op deze inzending:

Naam:
Bikkel Biker
Datum:
28 juni 2012
In de laatste alinea rollen de begrippen over elkaar heen en/of verwijzen naar een nog weidser bestek. De laatste zin van de voorlaatste alinea is als slotregel nog niet zo gek.
Naam:
Iris
Datum:
28 juni 2012
Email:
iris.aguirretigo.com.py
De lage waarderingsscore die deze beschouwing ten deel valt is het beste bewijs dat hier maar weinig lezers geneigd zijn hun gezonde hersenen te laten werken, voor zover zij er hebben.
Naam:
H.P. Winkelman
Datum:
25 juni 2012
De lage waarderingsscore die deze beschouwing ten deel valt, bevestigt m.i. de beginregels van de slotalinea. Ik nodig lezers die inhoudelijk met mij van mening verschillen, graag uit om van de mogelijkheid om erop te reageren vooral gebruik te maken. Wat klopt er naar uw mening niet in mijn redenering? Bij voorbaat dank voor de moeite.
Piet Winkelman

Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)