Inloggen
voeg je beschouwing toe

Beschouwingen

Verarmde minstreel verdwaalde in zijn waanzin

(voor Nicholas Vachel Lindsay (1879 - 1931))

Je bent geboren op 10 november 1879 in Springfield.
Je vader Vachel Thomas Lindsay was een rijke arts. Je moeder Esther Catharine Frazee was een beeldschone lerares en kunstenares. Tot je achtste kreeg je privé-les van haar. Je was de tweede van zes kinderen.

Je woonde tegenover de gouverneur van Illinois. Voor gouverneur John Peter Altgeld schreef je vol bewondering het gedicht 'The Eagle Forgotten'. Zo dichtte je ook over je beroemdste plaatsgenoot, Abraham Lincoln. Je was vol lof over deze oud-president.

Je ouders waren Campbellisten, progressieve, individu-gerichte christenen.

Je schreef moderne gedichten, die je kunt zingen, volgens de Griekse traditie.
Je was een zeer beroemde dichter en de mentor van o.a. Sara Teasdale, op wie je smoorverliefd was en met wie je had gevreeën, maar je was te arm en te onrustig om haar een goed bestaan te kunnen bieden. Dit traumatische liefdesverdriet was een grote drijfveer om in de literatuur volop te slagen. Sara trouwde met Ernst Filsinger, maar die was vaak de hort op, waardoor ze vereenzaamde. Na haar scheiding raakte je weer bevriend met haar, toen je zelf getrouwd was en vader van twee kinderen. Twee jaar na jouw zelfdoding pleegde zij zelfdoding met een overdosis slaappillen.

Je was ook de mentor van Langston Hughes, die jazz-poëzie schreef, wat jij in feite ook deed. Je studeerde geneeskunde aan het Hiram College, onder druk van je ouders, met name je vader dan.
Op je eenentwintigste ging je naar het Art Institute of Chicago om kunstenaar te worden.
Op je vijfentwintigste verliet je de New York School of Art om full-time dichter te worden. Een gigantisch moedige daad in de twintigste eeuw. Je bleef altijd van vele kunstvormen houden en je schreef een lovend boek over de zwijgende films 'The Art of the Moving Picture'.
In New York probeerde je je gedichten op straat te verkopen en dat gelukte. Je ruilde ze ook voor voedsel, als een moderne troubadour. Een troubadour trok van kasteel naar kasteel en zong zijn gedichten in ruil voor voedsel en onderdak. Je wandelde van Florida naar Kentucky, zo'n zeshonderd mijl en je ruilde gedichten voor eten en onderdak. Datzelfde deed je van New York naar Hiram en van Illinois naar New Mexico. Je schreef onderweg je beroemdste gedicht 'The Congo' en je verdiende karren vol geld.

'The Congo' was geïnspireerd door de verdrinking van een zendeling in de Congo-rivier en de koloniale uitbuiting door met name België.
Critici vonden je een 'goedbedoelende, maar misleide primitivist' in je visie over Afrikanen en Afro-Amerikanen.
De dichteres Rachel Blau DuPlessis keert zich ook fel tegen jou, maar de schrijfster Susan Gubar neemt het voor je op en ze stelt, dat je verzet bood tegen het racistisch geweld onder koning Leopold de Tweede van België.
Bovendien werd je werk geprezen door William Butler Yeats. De edele, erudiete uitgever/dichteres Harriet Monroe publiceerde 'General William Booth goes to Heaven' en 'The Congo' in haar respectabele tijdschrift met moderne poëzie.

Op je vijfendertigste was je al enorm beroemd. Je maakte brede gebaren tijdens je jazz-achtige voordrachten. Je zong, je fluisterde en je brulde. Je maakte geluidspoëzie, versterkt door je mimiek. Je gedicht 'The Jazz Birds' was een ode voor de Afro-Amerikanen en je was dan ook een fel tegenstander van racisme, wat je prachtig omschreef in je verhaal 'The Golden Faced People'.
De schrijver/historicus William E.B. Du Bois was vol lof over jouw schrijfwerk, al vond hij je beeld van de Afrikanen wel erg stereo-typisch. Je lifte mee met het succes van de dichters Carl Sandburg en Edgar Lee Masters, die later een biografie over jou schreef.

Van 1924 tot 1929 woonde je in het Davenport Hotel in Spokane. Op 19 mei 1925 trouwde je met de 23-jarige schoonheid Elizabeth Connor. Je had echter wel werkstress, want je moest nu je vrouw onderhouden.
In mei 1926 kregen jullie jullie dochter Susan Doniphan Lindsay en in september 1927 zoon Nicholas Cave Lindsay.

Je was wanhopig op zoek naar geld en dus gaf je (zwaarvermoeiende) lezingen in een groot deel van Amerika. Je kreeg als meevaller een prijs van 500 dollars van de rechtvaardige, integere Harriet Monroe, namens haar tijdschrift.

In april 1929 verhuisde je naar je geboortehuis aan 603 South Fifth Street in Springfield. De verhuiskosten waren hoog, maar je publiceerde wel twee nieuwe dichtbundels en je sappelde bij als klusjesman. Desondanks werd je platgewalst door je geldgebrek en schulden en door een barre staat van je afgetobde, uitgeholde, versleten lichaam, temeer na een halfjaarlijkse reis, en zakte je alsmaar dieper weg in een afgegrendelde depressie. Je leed aan paranoïde waanbeelden en plotselinge woede-uitbarstingen. Je dacht onterecht dat Elizabeth vreemd ging en je was gewelddadig tegen haar en je kinderen.

Deels uit schuldgevoel en grotendeels uit zelfhaat pleegde je op 5 december 1931 zelfdoding door een fles Lysol-loog leeg te drinken. Een smakeloze keuze, die je zelfhaat illustreerde. De Styx-versnellende krankzinnigheid won het uiteindelijk van je verduisterde genialiteit.
Je zei nog 'Ze proberen me te pakken, maar ik ben ze voor!' Een duidelijk symptoom van schizofrenie en je had dan ook opgenomen moeten worden, maar er waren geen reddingslijnen aanwezig.

Wat rest is een diep respect, want wat heb jij verbijsterend moedig gestreden tot je bittere einde, terwijl je zoveel uit lijden gepuurde schoonheid hebt achtergelaten. Wat moet je geesteslijden ondraaglijk groot geweest zijn!

Je werd twee-en-vijftig jaar en je bent begraven op Oak Ridge Cemetery.

Schrijver: Joanan Rutgers, 20 april 2013


Geplaatst in de categorie: idool

4.0 met 2 stemmen 40



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)