Inloggen
voeg je beschouwing toe

Beschouwingen

In de voetsporen van jouw vader weggezonken

(voor Mary Kingsley (1862 - 1900))

Je bent geboren als Mary Henriette Kingsley op 13 oktober 1862 in Islington. Jouw vader was de arts/schrijver/reiziger George Henry Kingsley. Jouw moeder was Mary Bailey, de voormalige kokkin van jouw vader. Jouw oom Charles Kingsley was een predikant, historicus en romancier. Hij was bevriend met Charles Darwin. Jouw nicht Mary St. Leger Kingsley was een Victoriaanse romanschrijfster, die grotendeels met de sopraan/romanschrijfster Gabrielle Vallings samen leefde. Jij verhuisde naar Highgate, waar in 1866 jouw broer Charles George geboren werd.

Jouw vader werkte als arts voor George Herbert, 13th Earl of Pembroke en andere aristocraten. George overleed op 3 mei 1895. Hij werd 44 jaar. Jouw vader reisde met Lord Windham Dunraven naar Noord-Afrika en met generaal George Armstrong Custer door het gebied van de Sioux-Indianen. Jij las de boeken uit jouw vader's bibliotheek en jij luisterde naar zijn verhalen over verre oorden. Je las graag wetenschappelijke boeken en boeken met de herinneringen van ontdekkingsreizigers. In 1881 verhuisde je naar 'Southwood House' in Bexley. In 1886 ging jouw broer George naar het Christ's College in Cambridge om rechten te studeren. Jij bekritiseerde de christelijke zendelingen, die de Afrikaanse cultuur afpakten.

In 1891 woonde je op 7 Mortimer Road in Cambridge, samen met jouw moeder en jouw broer. Jij studeerde geneeskunde en toen jouw moeder ziek werd, verzorgde jij haar. Jouw vader werd na een reis ook bedlegerig en hij had last van een reumatische koorts. Op 5 februari 1892 is jouw vader overleden en in april 1892 overleed jouw moeder. Met het erfenisgeld (ruim 4000 pond) ging je op reis naar de westkust van Afrika. Net als de biologe en botanische schilderes Marianne North en de schrijfster/fotografe Isabella Bird ging je alleen op avontuur. De Afrikaanse vrouwen vonden het maar vreemd, dat jij zonder een man reisde. Op 17 augustus 1893 kwam jij in Sierra Leone aan en vandaar reisde je naar Luanda in Angola. Je leefde met de lokale mensen, die jou overlevingstechnieken voor in de wildernis leerden. Je ging vaak alleen naar gevaarlijke streken.

In december 1893 ging jij naar Engeland terug. Je werkte samen met de zoöloog/ichthyoloog/herpetoloog Albert Günther van het British Museum en de uitgever George Macmillan. Op 23 december 1894 ging je naar Afrika terug om de kannibalen en hun tradities, zoals het fetisjisme, te bestuderen. In april 1895 leerde je de Schotse, Prebyteriaanse missionaris Mary Mitchell Slessor kennen, die tegen de inheemse gewoonte van het vermoorden van tweeling-baby's streed. De Efik en Ibibio mensen geloofden dat één van de tweelingen door een boze geest bezeten was. Omdat ze niet wisten wie van de twee het was, lieten ze beiden in kleipotten in de rimboe achter om te overlijden. Één van de tweelingen zou een nakomeling van de duivel zijn. De duivel had seks met de moeder gehad. De moeder werd vaak ook vermoord, omdat zij de duivel had gelokt en binnen gelaten.

Jij ging met een kano over de Ogooué-rivier, waar jij specimens van onbekende vissen verzamelde. Er werden drie vissoorten naar jou vernoemd, plus een slang en een hagedis. Je beklom de Mount Kameroen en je reisde van Donguila naar Engeland terug, waar je in november 1895 arriveerde. Je gaf drie jaar lang lezingen over het Afrikaanse leven. Je vertelde dat de polygamie van Afrikanen uit noodzaak werd uitgevoerd en dat een verbod schadelijk zou zijn. De Afrikaanse vrouwen hadden teveel taken om alleen te beheren. Je was niet tegen de verkoop van alcohol aan de Afrikanen, vooral omdat je met ginhandelaren bevriend was. Tijdens jouw reizen had je altijd een mes en een revolver bij je en droeg je een hoedje van zeehondenbont. Onderweg handelde je in rubber, ivoor, vishaken, tabak, zout en zakdoekjes.

In maart 1900 ging je aan boord van de SS Moor naar Kaapstad. De Tweede Boerenoorlog was uitgebroken en je ging als verpleegster aan de slag. In het Simon's Town Palace Hospital behandelde jij ruim 200 krijgsgevangenen. Totdat jij tyfus-symptomen kreeg. Je wilde net als de dieren graag in afzondering sterven. Op 3 juni 1900 overleed je door de tyfus. Je werd 37 jaar en je bent op verzoek van jezelf op zee begraven/afgezonken. Dat gebeurde in volle eerbied. Een aantal West Yorkshires trokken jouw doodskist, die op een koets stond, van het ziekenhuis naar de pier, waar je aan boord van de Torpedo-boot 29 werd getild. Het was heel druk op de pier. Toen de kist niet wilde zinken, werd er de hulp van een anker ingeschakeld.

Schrijver: Joanan Rutgers, 24 oktober 2019


Geplaatst in de categorie: idool

Er is nog niet op deze inzending gestemd. 45



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)