Inloggen
voeg je beschouwing toe

Beschouwingen

Tot in jouw dood een geniale grappenmaker

(voor Herman Poort (1886 - 1933))

Je bent geboren als Hermannus Wilhelmus Poort op 18 juli 1886 in Wildervank, gemeente Stadskanaal (Knoal).
Jouw vader was de hoofdonderwijzer Derk Poort (1845 - 1894) en jouw moeder was Catherina Wilhelmina Theodora Benjamina Gravelaar (1849 - 1924). Je was één van de dertien kinderen. Je had zes zussen en zes broers. Zeven van hen overleden eerder dan jij; in 1874 Catharina (6 maanden), in 1889 Nicolaas (22) en Wiea Sietska (16), in 1890 Carolina (13), in 1899 Wilhelmus Anthonie (33), in 1901 Anthonij Willem (20) en in 1912 Wiea Nicola (21). Zij overleden hoogstwaarschijnlijk door de tuberculose.

Na de Kweekschool werkte jij eerst als leraar, maar vanwege jouw tuberculose moest je met dat werk stoppen. Daarna studeerde jij Nederlandse taal- en letterkunde aan de Rijksuniversiteit in Groningen.

Op jouw 20-ste was jij bevriend met de dichter David Moolenaar (1884 - 1975), met wie jij het tijdschrift 'Poëzie' oprichtte. Je kende David van de Kweekschool. Jullie organiseerden ook literaire avonden. In 1909 verscheen jouw dichtbundeldebuut 'Enkele Verzen' bij de uitgeverij van Meindert Boogaerdt Jr. in Zeist. In 1909 verscheen ook het boek 'Nederlandsche verskunst', dat je met David hebt geschreven. Jullie erkenden Willem Kloos als jullie meester. Je haalde Edward Koster aan, die wist dat Herman Gorter in zijn 'Mei' dichtregels van Percy Bysshe Shelley, John Keats en Elizabeth Barrett Browning had gebruikt, van één van hen zelfs letterlijk. Na negen nummers van 'Poëzie' werd het tijdschrift opgeheven.
Door jouw slechte gezondheid verbrak jij de universitaire studie en zocht je heling in Davos. Daarna werd je literatuur- en toneelcriticus. Je publiceerde in de Provinciale Groninger Courant en het Groningsch Volksblad. Je was een begenadigd spreker in Nederland, Duitsland en Vlaanderen.

In 1913 verscheen jouw boek 'Albert Verwey'. In datzelfde jaar had je in 'Groot Nederland' felle kritiek op de 'Verzamelde Gedichten' van Albert Verwey. Je schreef: 'Het lijkt een parodie! Behoeft het nog betoog dat deze verzen niets zijn dan wat triest gestamel?'. De Tachtigers waren woedend op jou, maar je hield voet bij stuk. In het geheim werd jij daarom nog lange tijd tegengewerkt en achtervolgd. Jij hield van het Groningse landschap, 'dit vlakke boomlooze kleiland waar je rondom tot den horizon uitzien kunt'. Je schreef: 'Hier, even den spoorweg over, sta ik dadelijk op den eenzamen weg naar Bedum en dit is de mooiste wandeling die ik ken!'.
Je was een forse man met een flambard en een lavallière. Je was een aanjager van jong talent en je had contact met kunstschilders, zoals van De Ploeg, muzikanten, acteurs en schrijvers.

Op 21 mei 1920 trouwde je met de 29-jarige onderwijzeres Titia Jansje Kool (1891 - 1933). Zij gaf les in de zwakzinnigenzorg.

Jij werkte mee aan de publicaties van de Ploegleden (Ploegers), o.a. met 'Aan het Zugermeer', met illustraties van jouw vriend, de expressionistische schilder Jan Wiegers, en met 'Het boek van Trijntje Soldaats', met houtsneden van H.N. Werkman en de kunstenaar Johan Dijkstra. Voor het Groningse theater schreef je toneelstukken. Je was de medewerker van drie literaire leerboeken voor de middelbare school, uitgegeven bij Wolters-Noordhoff; 'De bloeiende bongerd', 'De bottende bongerd' en 'De regenboog', met illustraties van o.a. jouw vriend Jan Altink, een De Ploeg schilder.
In 1927 maakte Jan Wiegers een typerend portret van jou.

Titia overleed op 8 juli 1933; zij werd 42 jaar.

Twee weken voor jouw overlijden kreeg jij van jouw vriend, de 25-jarige Groningse dichter Martin Leopold, zijn roman-manuscript 'De Afreis' om het te lezen. Martin Leopold was geboren als Marten Kloostra op 21 februari 1908 aan de Oude Kijk in't Jatstraat 23 in Groningen. Martin trouwde met Maria de los Milagros Garcia Lopez, met wie hij negen kinderen kreeg. Hij overleed op 27 november 1982.
Profetisch schreef hij: 'Voor de doden begint het voorjaar in november...'. Zijn pseudoniem Leopold komt van de dichter Jan Hendrik Leopold, ooit de leraar van het lesbische, literaire koppel Ida Gerhardt en Marie van der Zeyde.

Jij overleed op 7 september 1933 in het R.K. Ziekenhuis in Groningen. Je werd 47 jaar en je bent in de begraafplaats Esserveld in Groningen begraven.

Je werd in jouw jas begraven, omdat je dacht, dat het in de aarde wel koud zou zijn. Volgens anderen werd je per ongeluk in jouw jas begraven. Ik vermoed dat je Martin Leopold een poets hebt willen bakken, want in jouw jaszak zat/zit zijn manuscript 'De Afreis'. Qua titel was het natuurlijk hoogst geschikt om mee te nemen in jouw graf. Of misschien vond je het zo slecht, dat je het wel een mooie, symbolische recensie vond. Het is in ieder geval nooit meer opgegraven.

Schrijver: Joanan Rutgers
2 april 2020


Geplaatst in de categorie: idool

4.0 met 2 stemmen 44



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)