De dichter van één van de twee Deense volksliederen

(voor Adam Gottlob Oehlenschläger (1779 - 1850))

Je bent geboren op 14 november 1779 in Vesterbro, Kopenhagen. Jouw moeder was Martha Maria Hansen (1745 - 1800) en jouw vader was Joachim Conrad Oehlenschläger (1748 - 1827), een organist in de protestantse Frederiksbergkerk, de eerste organist. Het orgel uit 1754 is door Hartvig Jochum Müller gebouwd. Jouw vader werd later bewaarder van het koninklijk paleis van Frederiksberg. Jouw moeder leed aan depressies en melancholieke waanzin. Jouw zus was Sophie Wilhelmine Bertha, een socialite en muze, getrouwd met de jurist Anders Sandoe Orsted, die premier werd. Zij inspireerde o.a. de dichter Jens Baggesen. Jij groeide op in het paleis en jij schreef poëzie voor Sophie, die Goethe bewonderde en jonge mannen uitnodigde om haar de moderne literatuur voor te lezen. Jens Baggesen verbleef zeven maanden in haar huis. Ze had een seksuele verhouding met hem.

Op jouw negende begon jij gedichten te schrijven. Via de Noorse dichter Edvard Storm ontdekte jij de Noorse mythologie. Je ging in de leer bij een handelaar in Kopenhagen en je was theateracteur. Anders Orsted overtuigde jou om met de theaterwereld te stoppen. In 1800 ging je naar de Universiteit van Kopenhagen op de Frue Plads, opgericht in 1479 door koning Christian I van Denemarken en Noorwegen. Hij was ook koning van Zweden. Jouw moeder overleed en je werd beheerst door de poëzie. Op 2 april 1801 was de Eerste Slag bij Kopenhagen, een zeeslag tussen Engeland en Denemarken. Je schreef er een dichtwerk over. In de zomer van 1802 schreef je klassieke liederen en publiceerde je een dichtbundel. Verder kwam de Noorse filosoof Henrik Steffens terug naar Kopenhagen, na een bezoek aan de Duitse filosoof Friedrich Wilhelm Joseph Schelling. Hij gaf de eerste colleges over Goethe en Schiller, wat insloeg als een bom. Jij had een gesprek van 16 uur met hem en thuis schreef je het totaal nieuwe gedicht 'Guldhornene'.

In 1803 publiceerde je een bundel nieuwe poëzie, met o.a. 'Sanct Hansaften-Spil'. Je schreef het epos 'Thors Reise til Jotunheim', 'Langelandsreisen' en in 1805 'Aladdin'. Op jouw 27-ste was jij de belangrijkste dichter van Denemarken. Je verzamelde jouw 'Poëtische Geschriften', wat in twee delen verscheen. Je kreeg een subsidie om te gaan reizen en je en in augustus 1805 bezocht je Henrik Steffens in de Universiteit van Halle, waar jij het historische tragedie 'Hakon Jari' schreef, wat jij naar Kopenhagen stuurde. In de wintermaanden was jij in Berlijn, waar jij met de filosofen Wilhelm von Humboldt en Johann Gottlieb Fichte werd vergeleken. Von Humboldt was met de salonnière/kunsthistoricus Caroline Friederica von Dacheröden getrouwd, met wie hij 8 kinderen kreeg. Fichte hamerde op het belang van het zelfbewustzijn en hij was een nationalist, die later door de nazi's werd gebruikt en ingelijfd. Verder was hij voor de onderwerping van vrouwen, die hij niets gunde.

In Berlijn ontmoette jij Goethe voor het eerst. In het voorjaar van 1806 ging je naar Weimar, waar je enkele maanden met Goethe omging. In de herfst van 1806 was je in Dresden, waar je met de dichter/schrijver Johann Ludwig Tieck contact had. In december ging je naar Parijs, waar je 18 maanden bleef en drie meesterwerken schreef; 'Baldur hin Gode', 'Palnatoke' en 'Axel og Valborg'. In 1808 verscheen in Amsterdam de door jou in het Duits vertaalde versie van 'Aladdin', inclusief aanvullingen. In de herfst en de winter van 1808 was je bij Madame de Staël in Coppet, Zwitserland, te gast. In het voorjaar van 1809 was je in de Via Sistina in Rome om jouw vriend, de beeldhouwer Bertel Thorvaldsen, te bezoeken. Samen met zijn minnares Anna Maria von Uhden kreeg Bertel in 1813 een dochter, Elisa. Hij wilde graag met de Schotse Miss Frances Mackenzie en met Fanny Caspers trouwen, maar dat mislukte, zoals er zoveel in een mensenleven ongewild mislukt.

Bertel overleed op 24 maart 1844 in het Koninklijk Theater in Kopenhagen door een hartaanval. Hij werd 73 jaar en hij is in zijn eigen Thorvaldsen Museum op Slotsholmen begraven, naast het Christiansborg Palace, waar het Deense parlement zetelt, waar vanaf 1167 Absalons Borg stond, een kasteel, dat door de bisschop/kerkvader/politicus Absalon is opgericht. De ruïnes zijn onder het Christiansborg Palace zichtbaar. In de kathedraal van Kopenhagen staat een beroemd, marmeren Christusbeeld van Thorvaldsen. In Bertel's huis schreef jij de tragedie van Correggio. In 1810 kreeg jij de leerstoel esthetiek aan de Universiteit van Kopenhagen.

In 1810 trouwde jij met Christiane Georgine Elisabeth Heger (1782 - 1841), de zus van de salonnière/kunstenares/brievenschrijfster Karen Margrete Rahbek, getrouwd met de schrijver/dichter/literatuurhistoricus Knud Lyne Rahbek, met wie jij bevriend was. Hans Christian Andersen, Bernhard Severin Ingemann en zijn vrouw, de schilderes Lucie Maria Mandrix, de schrijver Steen Steensen Blicher en zijn vrouw Ernestine Juliane Berg waren ook met Knud bevriend. Jij schreef nog vele werken, waarvan twee in 1817 in Parijs. Jouw zus Sophie overleed op 9 februari 1818 door buikkanker. Zij werd 36 jaar en zij is in de Frederiksberg AEldre Kirkegard begraven. In 1819 schreef jij het Deense volkslied 'Der er et yndigt land', wat dezelfde status als het Deense volkslied 'Kong Christian stod ved hojen mast' van Johannes Ewald heeft. Johannes schreef dit in 1778.

De vader en de oma van de dichter/dramaturg/psalmenschrijver Johannes Ewald waren dominee. Johannes was verliefd op Arendse Hulegaard, maar zij niet op hem. Hij was depressief en alcoholistisch. Hij had geldgebrek en hij overleed op 17 maart 1781. Hij werd 37 jaar en hij is in de begraafplaats bij de Trinitatis Kirke in Kopenhagen overleden, net als de dichter Herman Wessel (1742 - 1785), die ook een depressieve alcoholist was. Herman was getrouwd met Anna Catharia Bukier en hun zoon was Jonas. Herman werd 43 jaar. Jij overleed op 20 januari 1850 in Kopenhagen. Jij werd 70 jaar en je bent in de begraafplaats van de Frederiksberg Kirke begraven.