Inloggen
voeg je beschouwing toe

Beschouwingen

Hulde aan de vrijgevochten Belle van Zuylen!

(voor Belle van Zuylen (1740 - 1805))

Jij bent geboren als Isabella Agneta Elisabeth van Tuyll van Serooskerken op 20 oktober 1740 op Slot Zuylen aan de Vecht in Zuilen. Jouw vader was Diederik Jacob Van Tuyll van Serooskerken (1707 - 1776), heer van Zuilen, Westbroek en Swesereng. Hij was voorzitter van de Ridderschap van Utrecht en gedeputeerde ter Staten-Generaal. Jouw moeder was Jacoba Helena de Vicq (1724 - 1768). Jouw ouders waren streng-protestants, wat geregeld botste met jouw vrijgevochten, feministische inborst. Jij was de oudste van zeven kinderen. Jullie kregen onderwijs aan huis van Franstalige gouvernantes en gouverneurs. Jij woonde tot en met jouw 30-ste in Slot Zuylen en in de winters woonde jij op de Kromme Nieuwegracht 3-5 in Utrecht (nu het Bonifacius lyceum). De Hiëronymusschool lag ook aan de Kromme Nieuwegracht. Van jouw 8-ste tot jouw 13-de was Jeanne-Louise Prevost uit Genève jouw gouvernante. Voor jouw 10-de ging jij met haar een jaar naar Genève, waar jij Franse les kreeg.

Jij speelde toneel in de komedie 'L'École des femmes' van Molière. Jij bezocht de thermale baden in Chambéry en Aix-les-Bains. Jij bezocht Versailles, de schilderijen van L'Arsenal en de decoraties van de Opera van Parijs, maar jij speelde liever op het strand aan het Meer van Genève. In Parijs ontmoetten Jeanne-Louise en jij de schilder Maurice-Quentin de La Tour, die in 1866 een portret van jou maakte. Hij had 35 jaar een relatie met de sopraan Marie Fel. In 1771 heeft hij jou ook geportretteerd. Jullie dineerden met hem en de staatsman/bankier Jacques Necker, die in 1764 met de salonnière Suzanne Curchod trouwde, met wie hij op 22 april 1766 de dochter Anne-Louise Germaine Necker kreeg, de romanschrijfster/essayiste Madame de Staël. In 1753 ging Jeanne-Louise om gezondheidsredenen naar Genève terug en dat deed zij zonder afscheid te nemen. Zij schreef jou wel een afscheidsbrief toen jij in Den Haag was. Tot in 1758 hebben jullie met elkaar geschreven. Zij ging in Neuchâtel wonen en jij bezocht haar daar van oktober tot november 1777. Jij leerde Frans, Engels, Duits, Italiaans, Latijn, muziek, natuurkunde, wiskunde en godsdienst voor jouw belijdenis.

Jouw docent wiskunde was Laurens Praalder, die jou in zijn huis doceerde, in de Fundatie van de Vrijvrouwe van Renswoude op de Agnietenstraat 3-5 in Utrecht. In jouw roman 'Trois Femmes' uit 1795 komt hij voor als 'de heer Praal', die geen enkele godsdienst belijdt. Laurens zei tegen jou, dat hij nooit iemand met méér aanleg en evenmin ooit zulke snelle vorderingen heeft meegemaakt. Jij was elke dag een paar uur bij hem. Na een paar uur wiskunde was jij open van geest en vrolijker van hart. Jij schreef jouw werken bijna geheel in het Frans. Eind 1754 ontmoette jij de rooms-katholieke, Poolse graaf Pieter Dönhoff, ritmeester van de cavalerie van het Cannenburg-regiment. Pieter was een vriend van jouw aangetrouwde oom Leonard de Casembroot, een majoor van hetzelfde regiment, gelegerd in Utrecht. Jij was meteen verliefd op Pieter, maar hij toonde weinig belangstelling voor jou. Jij werd depressief en jij verdween 18 maanden om hem niet opnieuw te zien. Jij bleef tot december 1755 op Slot Zuylen en daarna bij familie in Den Haag. Terug in Utrecht schreef jij Pieter een brief over deze voor jou nog steeds pijnlijke situatie. Jij gaf hem een snuifdoos cadeau.

In 1755 schreef jij aan jouw oudste broer Reinout 'Overdenkingen over de vriendschap'. Op jouw 22-ste verscheen jouw eerste novelle 'Le Noble' anoniem in een Franstalig tijdschrift bij uitgeverij Evert van Harrevelt in Amsterdam. In 1763 verscheen de gecorrigeerde versie van 'Le Noble' in boekvorm, maar die oplage werd door jouw boze vader uit de handel gehaald, omdat het een satire op jouw eigen adellijke milieu was. Pieter schreef een brief onder het pseudoniem 'Ridder van Nivers' aan de uitgever Evert van Harrevelt, waarin hij om de naam van de schrijfster van 'Le Noble' vroeg, want hij wilde met haar schrijven. Een half jaar later schreef hij jou als 'Markies d'Arnonville' een brief via de schrijver Gijsbert Jan van Hardenbroek. Deze Gijsbert schreef liefdesbrieven aan jou en hij bewaarde de kopieën. Gijsbert deed jou, zijn geliefde, een huwelijksaanzoek. Hij woonde op het Janskerkhof 2 in Utrecht. Zij die met jou wilden trouwen waren: in 1761 graaf Friedrich von Anhalt-Dessau, in 1762 Christian von Brömbsen, Jean-Laurent Garcin en jouw neef Frits van Tuyll van Serooskerken, in 1764-1766 de roomse François Noyel, markies van Bellegarde, in 1766 James Boswell, 9-de Laird van Auchinleck (geweigerd door beide vaders), die jouw broer in Parijs ontmoette en die met zijn nicht Margaret Montgomery trouwde. In 1766 ook Rijngraaf Friedrich III von Salm-Kyrburg, in 1768 graaf Georg Ernst von Sayn-Wittgenstein-Berleburg en baron Gijsbert Jan van Hardenbroek, in 1770 david Wemyss, Lord Elcho, met wie jij tot oktober 1777 schreef.

Op 15 januari 1771 ging jij in ondertrouw met jouw huisleraar Charles-Emmanuel de Charrière de Penthaz (1735 - 1808) en op 17 februari 1771 ben jij met hem getrouwd, in het Hervormde kerkje in Zuilen. Het was een verstandshuwelijk en tijdens jouw huwelijk had jij minstens 1 minnaar, namelijk de neef van jouw eerste, grote liefde David-Louis Constant d'Hermenches, kolonel d'Hermenches. Constant was 18 jaar ouder. Jouw jongere broer Willem René trouwde in 1771 met Johanna Catharina Fagel, met wie hij diverse kinderen kreeg. Jouw jongere broer Vincent Maximiliaan trouwde op 17 september 1780 met Dorothea Henriette Marie-Louise de Pagniet, met wie hij 4 kinderen kreeg, o.a. baron Vincent Johan Reinier, die page van koning Lodewijk Napoleon was en adjudant van de prins van Oranje-Nassau Willem II. Hun huwelijksreis ging naar Colombier, Neuchâtel, waar jij woonde. Vanaf juli 1771 verbleven jouw man en jij 2 maanden in Parijs, waar Maurice-Quentin de La Tour jou tekenles gaf. De beeldhouwer Jean-Antoine Houdon maakte een terracotta buste van jou. De 2 gipsen afdrukken waren voor jouw broer Ditie en jouw nicht en hartsvriendin Anna Elisabeth Christina, kasteelvrouwe van Kasteel Amerongen, die in 1765 met haar neef Frederik Christiaan Reinhard was getrouwd. Zij kregen samen 9 kinderen.

In september 1771 zijn Charles-Emmanuel en jij in het familiehuis 'Le Pontet' in Colombier gaan wonen. Jouw schoonvader François (1697 - 1780) en jouw ongehuwde schoonzussen Louise (1731 - 1810) en Henriette (1740 - 1814) woonden daar ook. In 1777 bezochten jouw vriendin Claire Cramer-Delon en jij Voltaire in zijn huis te Ferney. Hij verstopte zichzelf snel elders in zijn huis, omdat hij het laxeermiddel Cassia fistula had ingenomen. Jij schreef zowel met hem als met Jean-Jacques Rousseau. In 1786-1787 was jij in Parijs, waar jij componeerde en klavecimbel speelde. Op de literaire bijeenkomsten van Amélie Panckoucke-Suard ontmoette jij ook de 27 jaar jongere schrijver Benjamin Contant, die lang met jou schreef. Hij logeerde 2 maanden bij jou in 'Le Pontet' te Colombier, waar jullie samen een boek schreven. Vanwege jouw ziekte gebruikte jij opium. Benjamin gebruikte dat ook. Van december 1793 tot april 1794 zat Benjamin in een logement nabij 'Le Pontet' en gaf jij hem een hond cadeau, omdat hij jouw hond zo leuk vond. Benjamin was ook een minnaar van jou. Jij hield enorm veel van mannen, maar jij wilde wel vrij blijven. Jouw beroemdste zin luidt niet voor niets 'Ik heb geen talent voor ondergeschiktheid'.

Jij overleed op 27 december 1805 in 'Le Pontet' in Colombier. Jij werd 65 jaar en jouw ontzielde lichaam is in Colombier begraven. Eind 19-de eeuw is jouw graf geruimd en zijn de restanten op een onbekende plek herbegraven. De Belgische schrijfster Simone Dubois vertaalde jouw werken en zij schreef twee biografieën over jou. In 1993 verscheen de film 'Belle van Zuylen' van Digna Sinke, met Will van Kralingen als jou. Op 30 maart 2024 was ik in Slot Zuylen en zat ik een tijd op de houten drempel tussen jouw slaapkamer en jouw kleine schrijfkamer met het uitzicht op de ingangspoort. Er waren verder nauwelijks bezoekers. Ik heb een hele tijd in mijn eentje van jouw belangrijkste woonvertrekken daar genoten. Een Engels sprekende jongedame vroeg mij of zij een foto van zichzelf in de spiegel in jouw slaapkamer mocht maken. Zij dacht dat ik een oppasser was. 'I am also a visitor!', zei ik tegen haar. Toen ik in de vensterbank van het rechter raam zat (net als eerder Annechien Steenhuizen), vroeg een oudere man ook iets aan me. Die dacht ook dat ik een oppasser was. 'Dat was haar schrijfkamer!', zei ik. Ik liet jouw schrijfkamertje lange tijd op mij inwerken. Het is er intens stil en jij nam daar ook koudwaterbaden. Om niet claustrofobisch te worden, zul jij automatisch veel uit het raam gekeken hebben. Gelukkig had jouw voormalige schrijfkamer een hoog plafond. Ergens in de verte rechts, bij de brug van Oud-Zuilen, woont nu de markante antiquair Bert Degenaar in een groot burgemeestershuis met twee beelden van honden ervoor. De heilzame stilte in en rond Slot Zuylen is gelukkig intact gebleven. Je zou het nog steeds direct herkennen, zoals ik jouw geest daar heel nabij herkende.

Schrijver: Sir Joanan Rutgers
2 april 2024


Geplaatst in de categorie: idool

4.5 met 2 stemmen 69



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)