Inloggen
voeg je beschouwing toe

Beschouwingen

Cokes in voorraad 1/4

Mijn vader kocht het huis op een dinsdagmorgen. Hij werkte al een jaar als vertegenwoordiger in Rotterdam. Bijna elke morgen reed hij hier aan de overkant van de singel over de Ringdijk, steeds maar kijkend of er een huis te koop stond. Toen dit huis te koop stond was hij waarschijnlijk de eerste die het zag. Hij reed onmiddellijk terug, over de brug de singel op. Hij liep over het garagepad en belde aan. Er was niemand thuis. Hij liep achterom en keek door de tuindeuren naar binnen.

Het was een half vrijstaand huis met een verzakte garage en wat mijn broer later een klein kippentuintje noemde. Voor Rotterdamse begrippen was het een prachtig huis. Een herenhuis uit de jaren dertig aan een singel met een ruim uitzicht over het toen nog half landelijke Schiebroek. Hij reed direct naar de makelaar en kocht het huis zonder aarzeling en zonder het verder van binnen te hebben gezien.

Toen hij tussen de middag in de kroeg een hapje ging eten, vertelde een andere man hem dat hij op de singel een huis wilde kopen, dat er vanmorgen een huis te koop stond, op nummer 41, en dat het al verkocht was toen hij de makelaar belde. Terwijl de man wat mistroostig voor zich uit staarde, lichtte het gezicht van mijn vader op. Hij legde zijn hand op de schouder van de man en zei: zal ik jou eens vertellen wie dat huis gekocht heeft?

Later vertelde hij het verhaal aan ons en aan iedereen die er maar op bezoek kwam totdat we het wel konden dromen en wij, lang voor dat mijn vader bij de clou was, al riepen: en wie denk je dat het huis gekocht heeft, waarop pa ons aankeek, zijn wenkbrauwen optrok en zijn verhaal met onverminderde spanning vervolgde. Het was een van de betere beslissingen van mijn vader, al hadden we als het aan mij lag misschien wel nooit naar Rotterdam moeten verhuizen, maar dat wist ik toen nog niet.

Van de eerste dag in het nieuwe huis herinner ik mij een opmerkelijke gebeurtenis. Ik was bezig het huis te verkennen en liep de trap op naar boven. Ik had dorst en liep naar de grote slaapkamer op de eerste verdieping, waar twee jongens de vloerbedekking aan het leggen waren. Ik kende hen van het woninginrichtingbedrijf in Apeldoorn. Mijn ouders waren geloof ik goed bevriend met hun ouders.

Toen ik zei dat ik wel wat zou willen drinken, brak er een geheimzinnige glimlach door op hun gezichten. Daar is de badkamer, zei een van hen. Ik voelde me gelijk ongemakkelijk, maar liep naar de badkamer, draaide de kraan open en hield mijn mond in de waterstraal. Ik had amper iets van het water doorgeslikt of ik spuugde het al hoestend en proestend weer uit. Wat goor man, dat water. Het was echt niet te drinken. De jongens hoorden mijn geproest en barstten in lachen uit. Het heeft nog jaren geduurd voordat het drinkwater in Rotterdam enigszins te drinken was en ik herinner mij de talloze waterfilters en andere ingenieuze en onbenullige systemen die we gebruikten om het water zo smakeloos mogelijk te krijgen. Het was maaswater en dat was niet zo schoon als het water dat we in Apeldoorn uit de kraan kregen.

Was het een voorbode van de wrange smaak die later zo bij dit huis zou gaan horen of was het eenvoudig iets dat bij Rotterdam hoorde, net als de onafgebroken heigeluiden, die in deze stad in opbouw wel dag en nacht door leken te gaan. De stilte die je op zondag in Rotterdam kon horen leek door het zwijgen van de talloze heistellingen dieper en zwaarder dan overal elders. Maar ik was natuurlijk behalve in Rotterdam alleen nog maar in Apeldoorn geweest, waar stilte meer iets was van ruisende bossen en kwinkelerende vogeltjes.

Mijn broer en ik waren met de verhuiswagen meegereden en de rest van ons gezin was er nog niet, al waren ze voor ons vertrokken. Met spijt bedacht ik dat ze vast onderweg iets waren gaan eten, waarschijnlijk bij het Zwaantje, waar allemaal tegeltjes met spreuken en mooie tekeningen in de WC’s hingen. Ik was er met mijn vader vaak geweest. Nu er verder nog niemand was liepen mijn broer en ik wat onwennig door het huis. Zonder de aanwijzingen van mijn moeder wist ik niet wat ik moest doen. Ik miste haar en het rumoer van het gezin om mij heen. Het was onwerkelijk om zoveel vrijheid in een nieuwe omgeving te proeven. We moesten iets doen, maar wat? Mijn broer had gevraagd of de verhuizers onze fietsen achter in de verhuiswagen wilden zetten, zodat we na aankomst de omgeving zouden kunnen verkennen en dat hebben we dan ook gedaan.

Het huis was al oud toen wij er kwamen wonen. Gebouwd in de jaren dertig. Het had de oorlog meegemaakt en toen ik later de verhalen van de buren over het bombardement hoorde en daarvan ‘s nachts droomde, waarbij de Duitse tanks gewoon over het water van de singel reden, ja toen ging ik meer en meer van dit huis houden, alsof het gespaard was om mij een leven te geven. Het was wat je noemt een herenhuis, maar dan vier op een rij en daarvan het hoekhuis. Wij hadden de voordeur opzij, wat ik extra chique vond, omdat je dan langer moest lopen naar de voordeur en we hadden een erker, waar een gaskachel stond en de piano. De piano waar mijn broer l’Orage op speelde,een lang stuk waarin je de wind langzaam hoort opsteken tot toenemende kracht tot storm tot een heus toetsen onweer. Mijn broer geselde tijdens het noodweer de piano met zijn lange vingers en het gebeurde niet zelden dat mijn moeder binnenkwam om hem tot de orde te roepen, maar meestal bleef ze midden in de kamer staan, zonder woorden. Mijn moeder was bang voor onweer. Later probeerde ik het ook zelf te spelen maar verder dan een stevige bries kwam ik niet.

Schrijver: Ate Vegter, 8 april 2008


Geplaatst in de categorie: literatuur

3.5 met 4 stemmen 224



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)