Inloggen
voeg je beschouwing toe

Beschouwingen

De orkestsuites van Johann Sebastian Bach

De orkestwerken van Johann Sebastian Bach vormen in zijn oeuvre een relatief klein gedeelte. Wanneer men van deze muziek een inventaris maakt is men gauw uitgeteld met zes Brandenburgse Concerten, twee vioolconcerten een dubbelconcert, zeven klavecimbelconcerten, drie voor twee klavecimbels en drie voor twee klavecimbels en één voor vier klavecimbels, het Tripelconcert en vier orkestsuites.

Zevenentwintig werken, zeker geen groot aantal wanneer men bedenkt dat Bach in de periode dat hij in Coethen werkte, vijf jaar niets anders te doen had dan dergelijke stukken schrijven. Ik schrijf dit natuurlijk enigermate badinerend, want we weten eveneens dat Bach vol zat met opdrachten en dat hij die graag accepteerde.
Wanneer je Bachs cantateproduktie daarmee vergelijkt zou je op die basis wel zestig orkestwerken kunnen verwachten, gebaseerd op `slechts` één werk per maand!

Bovendien was Bach meer dan tien jaar dirigent van het Collegium Musicum in Leipzig en daarom sterk betrokken op het genre orkestmuziek. Er werd met het Collegium eens per week gestudeerd, repetities die gelijk als uitvoeringen bedoeld waren. Er moet door het ensemble in die jaren heel wat muziek gespeeld zijn en Bach zal zeker niet alleen zijn muziek uit Coethen gespeeld hebben. Er zal natuurlijk best voor het Collegium gecomponeerd zijn, want Bach schreef juist graag voor de combinaties die hij in zijn muziekpraktijk ontmoette. Het zou best eens kunnen zijn dat uit die Leipziger periode veel muziek als verloren moet worden beschouwd.

Veel manuscripten van Bachs orkestmuziek zijn slechts door toeval bewaard gebleven. Ook dat wettigt de veronderstelling dat er nogal wat orkestmuziek van Bach verloren kan zijn gegaan. De Brandenburger Concerten werden, samen met de rest van de bibliotheek van de Keurvorst van Brandenburg, op een openbare verkoping geveild. In de catalogus van deze veiling komt de naam Bach echter niet voor, zodat de zes Brandenburger Concerten zich bevonden moeten hebben onder de titel `77 Concerte von diversen Meistern, und für verschiedene Instrumente a 16 Thaler`.
Van veel overgebleven orkestwerken van Bach bestaat geen volledige partituur. Deze is samengesteld uit de verschillende partijen, of er bestaat slechts een partituur zonder losse partijen. Veel orkestmuziek is dus verdwenen.

Bovendien zijn er aanwijzigingen van een brand in de bibliotheek van prins Leopold, Bachs werkgever in die dagen. Ook is de muziekbibliotheek van het Collegium Musicum in Leipzig nooit teruggevonden, hoewel deze zeker moet hebben bestaan.

Bach schreef vier Suites voor orkest, door hem zelf `Ouverturen` genoemd. Het woord `Ouverture` heeft de betekenis van opening, vooral bedoeld bij de opera. Men gebruikte de titel `Ouverture` ook als dans en vooral zoals deze in de luitmuziek gebruikelijk was.

Het woord Suite duidt een volgorde van dansen aan. De opeenvolging van de dansen was niet in een vaststaande ordening. Toch ontstond in de 17e eeuw een vast patroon, een stereotiepe afwisseling. Dat waren achtereenvolgend de Sinfonia als openingsstuk, gevolgd door een Allemande, Courante, Sarabande en Gigue. Dat was de vaste volgorde, die door tussengeschoven dansen als Loure, Bourree, Passepied, Gavotte en Gaillarde onderbroken kon worden.

De vier Suits voor orkest van Bach zijn bijzonder mooie voorbeelden van onderhoudende dansmuziek in Bachs tijd. Het zijn feetelijke muzieken die bijvoorbeeld tot uitvoering kwamen tijdens de concerten van het Leipziger Collegium Musicum. Behalve het openingsdeel zijn de dansen van een heel eenvoudige ritmische faktuur, vaak onderbroken door Trio´s die heel dun georkestreerd zijn en aldus een prachtig contrast bieden met de dans zelf.

Soms herinnert een Suite aan een soloconcert. Daar is de Tweede Suite een prachtig voorbeeld van. De fluit, in die tijd `traverso` genoemd, voert in dit werk zo´n zelfstandige en virtuoze rol dat men denkt met een fluitconcert te maken te hebben.

Ook in de instrumentale bezettingen blijkt Bach voor veel variëteit gezorgd te hebben. De Eerste Suite in C is gezet voor 2 hobo´s, fagot en stijkorkest. De Tweede Suite in b is wat fijner geprofileerd. Het is een prachtig elegant werk, een mooi voorbeeld van entertainmentmuziek aan het hof van prins Leopold. De beztting is eenvoudig en bestaat uit fluit en strijkorkest. De Derde Suite in D is misschien wel de meest bekende van het viertal, met daarin de beroemde `Air`. De bezettig bestaat uit 2 hobo´s 3 trompetten, pauken en strijkorkest. Ook de Vierde Suite staat in D, geschreven voor 3 hobo´s, fagot 3 trompetten, pauken en strijkorkest.

In de vier Suites klinkt een volgorde van vrije dansen, vaak paarsgewijs gerangschikt. Ook licht programmatische delen komen in Bachs Suites voor, zoals het mijmerende `Air`, een zwierige `Rejouissance` en een levenslustige `Badinerie`.

Ondanks de Franse titels en de Franse vormen zijn Bachs Suites toch typisch Duits, vaak ingegeven door de folklore van het land. Bachs Suites bevatten een rijkdom aan opgewekte en stralende muziek waarin de fonkelende geest en muzikale charme steeds weer boeien. Men wordt nooit moe Bachs Suites te beluisteren: steeds weer ondergaat men dezelfde prettige gevoelens.

Schrijver: Wim Brandse, 23 mei 2009


Geplaatst in de categorie: muziek

3.7 met 3 stemmen 186



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)