Inloggen
voeg je beschouwing toe

Beschouwingen

De aanhouder wint

(voor Jean-Auguste-Dominique Ingres (1780 - 1867))

Je bent geboren in Montauban, waar je vader Jean-Marie-Joseph een allround-kunstenaar was, die je al vroeg tekenlessen gaf. Je moeder Anne Moulet was de dochter van een uitstekende pruikenmaker, maar ze kon nauwelijks lezen en schrijven. Jij was de oudste van zeven kinderen, waarbij er twee in hun kindertijd overleden. Je huppelde naar de lagere school, want je was leergierig en je genoot van alle nieuw vergaarde kennis. Op je negende maakte je al je eerste echte tekening, die je tijdens de avondmaaltijd een extra stukje vlees opleverde, waar je trots van zat te smullen. Op je elfde ging je naar Toulouse, waar je aan de Koninklijke Academie voor schilderkunst, beeldhouwen en architectuur ging studeren, gestimuleerd door je vader, die als kunstfreak een hele grote artiest in jou zag. Daar kreeg je les van de neo-klassieke kunstschilder Guillaume-Joseph Roques en je werd verliefd op het schilderwerk van Raphael, terwijl je ook nog drie jaar als violist deel uitmaakte van een orkest. Op je zeventiende ging je in je eentje naar Parijs, waar je vier jaar les kreeg van de neo-classicus Jaques-Louis David, een kei van een kunstschilder, die bevriend was met Robespierre. Op je negentiende studeerde je ook aan de School van Schone Kunsten, waar je zeer scherp wist te schilderen, volgens sommigen overdreven precies, maar je zweerde bij zuivere contouren en zo echt mogelijke weergaven, beïnvloed door John Flaxman.

Op je tweeëntwintigste debuteerde je bij de Salon met 'Portret van een vrouw', maar men vond je nog maar een broekie en de inzending erg pretentieus voor een groentje. Samen met vier anderen, waaronder de bevallige kunstschilderes Marie-Guillemine Benoist, maakten jullie levensgrote portretten van Napoleon Bonaparte. Marie schilderde Elisa Bonaparte en na al die hoffelijkheid maakte je haar het hof en heb je voor het eerst van je leven ontdekt waartoe een man en een vrouw kunnen geraken als ze besluiten heel intiem te worden. Je raakte meteen verslaafd aan haar, maar Marie trouwde later met een welgestelde advocaat, die meer zekerheid bood. Trouwens, Napoleon heeft nooit voor jullie geposeerd, het waren de schilderijen van Antoine-Jean Gros die voor voer zorgden, Gros, die zichzelf op zijn vierenzestigste in de Seine verdronk, zoals zovele ongelukkigen met hem.

Op je zesentwintigste verloofde je met de kunstschilderes en muzikante Marie-Anne-Julia Forestier. Je portret van Napoleon kreeg veel kritiek, men vond het te gestileerd, ouderwets en vol rare kleuren. De kunstcriticus Chaussard vergeleek je zelfs met de al eeuwenoude Jan van Eyck, je was niet authentiek genoeg en bovendien een plagiaatpleger. Door deze valse imagoschade was je zeer ontdaan en boos besloot je nooit meer naar Parijs te gaan en nooit meer bij de Salon te exposeren. Je strandde in Rome, waar je een atelier had op het terrein van Villa Medici. Je verloving werd verbroken, want volgens Marie vond je de kunst blijkbaar belangrijker. Je verstuurde 'De Vanpinçon baadster' en 'Oedipus en de Sfinx' naar Parijs, maar de werken werden niet gewaardeerd.
Je begon voorname mensen te portretteren, dat leverde meer op, en ook je 'Jupiter en Thetis' werd volledig afgekraakt, behalve Delacroix toonde nog genade.

Op je drieëndertigste trouwde je met de strijdbare, hoopvolle en levenslustige Madeleine Chapelle, die je vaak moed heeft ingesproken. De liefdesnachten met haar gaven je weer nieuwe energie, maar de arrogante Salonleden bleven vijandig doen. 'Vergilius te lezen aan Augustus' en nog twee andere, historische schilderijen waren te zwaar van onderwerp, het kunstpubliek wenste lichtere kost en herkenbare beelden. Je wilde graag als geschiedenisschilder doorbreken, maar de mensen keken liever vooruit en dus ging je naar Napels, waar je de eer had om Caroline Bonaparte te schilderen en bijvoorbeeld 'La Grande Odalisque', een perfecte, liggende schoonheid, scherp en verleidelijk afgebeeld. De familie Bonaparte raakte in verval en jij eveneens, waardoor je naar Rome terugkeerde, waar je portrettekeningen van de veelal Engelse toeristen maakte, het zinde je totaal niet, maar je moest toch wat om te overleven. Madeleine liep vaak rond om de toeristen op jou te wijzen. Soms was er meer dan genoeg geld om uit eten te gaan en dat deden jullie dan ook, terwijl jij nogmaals Parijs vervloekte.
Je schilderde 'Aretino en Tintoretto', waarop een schilder zijn criticus dreigt neer te knallen, een autobiografisch onderwerp.
Op je veertigste presenteerde je 'Christus die Petrus de sleutels geeft', maar de inhalige roomsen wilden het niet in Parijs laten tentoonstellen. Je raakte bevriend met de componist en altviolist Paganini en met anderen speelde je graag samen viool. Het relativeerde tevens je schilderkunstperikelen.
Op je veertigste ging je naar Florence, waar je bevriend was met de beeldhouwer Lorenzo Bartolini, maar omdat hij grote successen boekte en jij nog steeds moest leven van je straatactiviteiten als toeristenattractie, bekoelde de vriendschap al snel. Overdag zat je nukkig op de Arno-bruggen, maar 's avonds werkte je keihard aan je ware oeuvre. Op je vierenveertigste keerde je terug naar Parijs en was er eindelijke sprake van roem en eerbetoon. Men had je ontdekt als een ware classicus en dus was je droom uitgekomen.

Het ging jaren goed, totdat je ene meneer Dertin schilderde, bijna echter dan echt, maar de critici beten weer toe en ze hekelden je saaie kleurgebruik.
Op je vierenvijftigste ging je als een zeer boze man terug naar Rome, waar je allereerst Jeanne d'Arc schilderde, gewoon om je met haar te vereenzelvigen, een van de moedigsten ooit, net als jij.
Op je negenenzestigste stierf je diepbeminde Marie en je zakte volkomen in de put, het levensvuur leek te doven, maar na een jaar hertrouwde je met de drie-en-veertigjarige Delphine Ramel, wat wederom een gelukkig huwelijk werd. Je schilderlust bloeide weer op, door Delphine met andere lusten danig aangewakkerd, je maakte een van je hoogtepunten 'Het Turkse bad', waarop veel sappige vrouwen loom bij elkaar liggen, maar je keerde niet levend terug naar Frankrijk.
Nadat een longontsteking je leven beëindigde, werd je op de begraafplaats Père Lachaise begraven. Je had alle oude afwijzingen glansrijk overwonnen.

Schrijver: Joanan Rutgers, 20 februari 2012


Geplaatst in de categorie: schilderkunst

2.4 met 5 stemmen 124



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)