Inloggen
voeg je beschouwing toe

Beschouwingen

Omdat Robespierre voor God speelde

(voor Andre Marie Chenier (1762 - 1794))

Je bent geboren in de buurt Karaköy (voorheen Galata) van Istanbul. Beroemd vanwege de Galata-toren, een middeleeuwse stenen toren, waar nu in gegeten, gedronken en gedanst kan worden. Je vader, Louis Chenier, kwam uit de Languedoc en hij werkte zo'n twintig jaar als stoffen-koopman rond de Middellandse Zee, in de kromming aan de Israëlische kant. Daarna kreeg hij een hoge functie in Istanbul, te vergelijken met een consul. Je moeder Elisabeth Santi-Lomaca was van Griekse afkomst. Haar zus was de oma van Louia Adolphe Thiers (1797 - 1877), een politicus en historicus. Op je derde ging je naar Frankrijk en je vader was consul-generaal van Frankrijk in Marokko. Van je zesde tot je dertiende woonde hij dan ook in Marokko, maar jij en je drie broers bleven in Frankrijk. Je ging naar Carcassonne, waar een tante van je woonde en in het Collège de Navarre te Parijs blonk je uit als een versvertaler van de klassieken. Op je eenentwintigste zat je bij een Frans regiment in Straatsburg, maar dat verveelde je al gauw, dus ging je terug naar Parijs. In je moeders salon kwamen mensen als Ponce Denis Lebrun (1729 - 1807), een gewelddadige dichter, Antoine Lavoisier (1743 - 1794), edelman en scheikundige, hij is in hetzelfde jaar als jij onthoofd, Jean-François Le Sueur (1760 - 1837), een componist, Claude Joseph Dorat (1734 - 1780), een schrijver, en Jacques-Louis David (1748 - 1825), een neoklassieke kunstschilder, die o.a. 'De dood van Marat' schilderde. Jean-Paul Marat (1743 - 1793) is in zijn badkuip doodgestoken door Charlotte Corday, die daarvoor de guillotine kreeg. Vijfentwintig jaar. Marat en Maximilian Robespierre waren de vrienden van David. Op je tweeëntwintigste bezocht je Rome, Napels en Pompeii. Dat inspireerde je om in een neoklassieke stijl te dichten. Je werd beïnvloed door Theocritus en Bion van Smyrna, oud-Griekse dichters, en enkele Griekse bloemlezers. Je schreef vooral idyllen en pastoralen. Je mengde de klassieke mythologie met je gevoelens van individuele emotie en visie. Je experimenteerde ook met het didactische en filosofische gedicht, zo wilde je 'Encyclopedie' van Denis Diderot in een lang gedicht samenvatten. Je hebt je werk nooit gepubliceerd gezien en op je vijfentwintigste werd je secretaris van de Chevalier de la Luzerne Anne-Cesar (1741 - 1791), een vriend van de familie, die ambassadeur in Engeland was. Je was erg ongelukkig in Londen, al verdiepte je je wel in John Milton, James Thomson, een Schotse dichter, Shakespeare en Thomas Gray, dichter en professor aan de Universiteit van Cambridge. Je jongere broer Marie-Joseph (1764 - 1811) had succes met zijn toneelspelen en pamfletten en je keerde graag terug naar je ouderlijk huis aan de rue de Clery. Er heerste alom anarchie en de Franse Revolutie was uitgebroken. Je schreef satires over de zogenaamd brave revolutionairen en je was lid van de Feuillants, monarchistische politici, die bloedig verdreven werden door het opgefokte, wraakzuchtige, verblinde gepeupel, maar jij wist aan hen te ontkomen, omdat je bij je familie in Normandië verbleef. Marie-Joseph sloot zich aan bij de Nationale Conventie en jij was woedend op hem, waardoor je de 'Ode à Charlotte Corday' schreef. Je kwam met duidelijke argumenten op voor koning Louis de Zestiende, die begin 1793 werd onthoofd. Negen maanden later onderging de weelderige koningin Marie Antoinette hetzelfde barre lot. Achtendertig jaar. Je hebt hen goed gekend, want je hebt een jaar op Versailles gewoond, ook om je te verbergen voor de bloeddorstige volksmassa. In eenzaamheid schreef je er liefdesverzen voor Madame Laurent Lecoulteux, die een paar keer je verlossende, droomoverstijgende minnares was. Nahijgen en hartbonken in woorden was de enige afkickmethode. Je schreef tevens het verbluffende 'Ode à Versailles'. Je werd gearresteerd bij een dame in de rijke wijk Passy, waar je zat ondergedoken en deze keer niet onder de rokken. Van het Palais du Luxembourg werd je naar de gevangenis Saint-Lazare gebracht. Je zat honderdveertig dagen gevangen en je bleef ijverig gedichten schrijven, die door een cipier naar je familie werden gesmokkeld. De schilder Joseph-Benoît Suvee (1743 - 1807), die er ook gevangen zat, portretteerde je tien dagen voor je executie. Marie-Joseph deed vergeefse pogingen om je te redden, maar Robespierre herinnerde zich je nijdige gedichten in de Journal de Paris en hij stuurde je zonder pardon naar de guillotine, die stond op de Place de la Nation. Op de rammelende kar ernaar toe bevond zich ook een prinses van Monaco. Je hebt haar troostend op de mond gekust, tot grote woede van de sensatiezuchtige plebejers. Drie dagen na jouw overlijden kwam er een einde aan het schrikbewind van Robespierre en ging hijzelf naar de guillotine. Je bent begraven in de Cimetière de Picpus, net als vele andere onterecht onthoofde ongelukkigen.

Schrijver: Joanan Rutgers, 3 september 2012


Geplaatst in de categorie: literatuur

1.2 met 5 stemmen 384



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)