Inloggen
voeg je beschouwing toe

Beschouwingen

En duivelse mensen krasten alle kleuren zwart

(voor Rutka Laskier (1929 - 1943))

Je bent geboren in de Vrije Stad Danzig.
Je vader was Jakob Laskier en hij was een bankmedewerker. Je opa was mede-eigenaar van het bedrijf Laskier-Kleinberg and Company, die korenmolens maakte.

Je verhuisde al snel naar Bedzin, waar de ouders van je vader woonden. Op 19 januari 1943 begon je in het uiterste geheim een dagboek bij te houden. Tot 24 april 1943 heb je dit volgehouden. Het dagboek telt zestig bladzijden Pools handschrift en je schreef het in een normaal schoolschrift. Je schreef met inkt en soms met potlood. Je beschreef de wreedheden van de nazi's, waar je getuige van was, en je beschreef het dagelijkse leven in het Joodse getto van Bedzin. Je schreef over je verliefdheid op Janek en wat daar allemaal bij komt kijken.

Door teruggekeerde, ontsnapte Joden uit de concentratiekampen wist je van die afschuwelijke, angstaanjagende gaskamers, het grootste dieptepunt van onmenselijke zielen.
Je schreef: 'Ik kan niet begrijpen dat het al 1943 is, dat vier jaar geleden deze hel begon!'. Tijdens het schrijven van het dagboek werd je een goede vriendin van de 21-jarige Stanislawa Sapinska, bij wie jij en je ouders in huis woonden.
De familie Sapinska was rooms-katholiek; hun huis was door de emotioneel afgestompte nazi's als gettohuis geconfisqueerd. Je geloofde meer en meer dat je de oorlog niet zou overleven en omdat je het grote belang van je dagboekverslagen begreep, vroeg je Stanislawa om jou te helpen zoeken naar een juiste verstopplek. Stanislawa liet je de dubbele vloer in een trap zien, tussen de eerste en tweede verdieping.

Het gehele getto werd geëvacueerd, terwijl overal Duitse soldaten met machinegeweren stonden opgesteld om vluchtelingen neer te schieten. Ze schoten zelfs zonder pardon op jonge kinderen. Alle Joodse mensen gingen op transport naar concentratiekamp Auschwitz. Er heerste honger, dorst en vervuiling. Tijdens de lawaaierige, bonkende spoorreis vond je nog wat levenskracht door de gedachte aan je verstopte dagboek.

In augustus 1943 kwam je in Auschwitz aan. Je begreep het pure, sadistische satanisme van de leus 'Arbeit macht Frei'. Je wist dat je een walgelijke, uitvergrote dodencel betrad.
Je schreef: 'Als ik zou kunnen zeggen, dat het voorbij is, want je kunt maar één keer sterven, maar dat kan ik niet, want ondanks al deze gruweldaden wil ik leven en wacht ik tot de volgende dag!'.

In december 1943 kreeg je cholera. Je sliep in de barak naast Zofia Minc, die je vriendin werd. Zofia heeft je in een kruiwagen naar de gaskamers gereden, je leefde nog en je wilde graag dat Zofia je naar de elektrische omheiningsdraden reed, zodat je er zelf een einde aan kon maken, maar een SS-er met een geweer in de aanslag kreeg het in de gaten en hij stuurde jullie terug richting de gaskamers. De horrordokter Mengele was onder de indruk van je schoonheid, maar zijn hart was een klomp ijs en gestoord als hij was spuugde hij haatdragend voor je op de grond. Een oude man zag dat en hij aaide je met de grootst mogelijke liefde over je hoofd.

Je schreef: 'Ik zag hoe een soldaat een baby, die slechts een paar maanden oud was, uit de handen van zijn moeder sleurde en hij sloeg het hoofdje tegen een elektrische paal. De baby-hersenen spatten op het hout. De moeder werd gek. Als God bestond, zou Hij zeker niet hebben toegestaan, dat mensen levend in ovens worden geworpen, dat de hoofden van de kleine peuters zijn vernield door het beuken van geweerkolven of dat ze in zakken worden geschoven en vergast... De agenten sloegen woest de kleine kinderen en ze schoten op hen. Ik verander in een dier, wachtend om te sterven...'.

Je werd maar veertien jaar.

Na de oorlog snelde Stanislawa terug naar haar oude huis en ze vond jouw dagboek op de afgesproken plek. Ze ging zitten op de trap en terwijl ze het dagboek doorbladerde en fragmenten las, begon ze van groot verdriet om jou schokkend te huilen. Ze nam het voorzichtig mee naar haar nieuwe huis, waar ze het 63 jaren heeft gekoesterd in haar privé-bibliotheek. Ze vertelde het bestaan ervan alleen aan haar directe familieleden.

In 2005 vertelde één van haar nichten het door aan Adam Szydlowski, de voorzitter van het Centrum voor Joodse Cultuur van Zaglebie Dabrowskie. Dat nichtje bezorgde hem een kopie-exemplaar en in 2006 verscheen de Poolse uitgave van je dagboek en in 2007 de Engelse en Hebreeuwse uitgave bij Yad Vashem Publications. Je wordt de Poolse Anne Frank genoemd, maar we kunnen Anne Frank ook de Nederlandse Rutka Laskier noemen, want er bestaat geen hiërarchie in jullie oorlogsleed.

Je vader heeft de Holocaust overleefd, je moeder en je broer niet. Je vader ging naar Israël, waar hij in 1947 hertrouwde en er kwam een dochter, Zahava Scherz, jouw halfzus. Je vader zweeg over jou, totdat Zahava op haar veertiende een foto van je broer en jou zag en ze zag dat ze sprekend op jou leek. Je vader heeft haar daarna alles verteld om daarna weer voorgoed te zwijgen over het al te pijnlijke.
Zahava las je dagboek en ze voelt uiteraard een diepe, liefdevolle verbondenheid met jou en je onvoorstelbare, onrechtvaardige, onzinnig wrede levenseinde.

Schrijver: Joanan Rutgers, 15 mei 2013


Geplaatst in de categorie: idool

3.5 met 4 stemmen 83



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)