Inloggen
voeg je beschouwing toe

Beschouwingen

Het douchewater bleek verraderlijk verstikkingsgas

(voor Gertrud Kolmar (1894 - 1943))

Je bent geboren als Gertrud Käthe Chodziesner op 10 december 1894 in Berlijn. Jouw vader Ludwig Chodziesner was een Berlijnse advocaat. Jouw moeder was Elise Schoenflies. Je groeide op in de wijk Charlottenburg. Je ging naar diverse privéscholen. In 1911 ging je in Elbisbach, nabij Leipzig, naar een meisjesschool, opgericht door Catherina Beecher, de zus van Harriet Beecher Stowe, die in 1852 'Oom Tom's hut' schreef. Je werd kinderjuf en je werd een gediplomeerde lerares Russisch, Engels en Frans. In die tijd had je een korte relatie met de legerofficier Karl Jodel en raakte je zwanger. Jouw ouders dwongen jou tot een abortus. Er viel weinig te jodelen.

In 1917 en 1918 censureerde je de correspondentie van krijgsgevangenen in Döberitz, nabij Berlijn. In 1917 verscheen jouw eerste dichtbundel 'Gedichte' onder het pseudoniem Gertrud Kolmar. Kolmar is de Duitse naam voor Chodziez in Polen, waar jouw familie vandaan kwam. In 1923 verhuisde je naar Falkensee, waar je als opvoedster werkte in diverse gezinnen in Berlijn en Hamburg. In 1927 was je in Hamburg een lerares voor de gehandicapte mensen. In 1927 ging je naar Parijs en Dijon, waar je studeerde om een tolk te worden. In 1928 moest je naar jouw ouders terug, omdat jouw moeder ziek was geworden en jij het huishouden moest regelen. In maart 1930 overleed jouw moeder en werd je de secretaresse van jouw vader.

In de late jaren twintig begonnen jouw gedichten in diverse, literaire tijdschriften en anthologieën te verschijnen. In 1934 verscheen jouw tweede dichtbundel 'Preussische Wappen' en in augustus 1938 verscheen jouw derde en laatste dichtbundel 'Die Frau und die Tiere' bij een Joodse uitgever. In november 1938 werd deze dichtbundel na de Kristallnacht op 9-10 november verbrand. Als gevolg van de vervolging van de Joden moest jouw familie het huis in de Berlijnse voorstad Finkenkrug verkopen, wat in jouw herinnering een soort verloren paradijs was. Je belandde noodgedwongen in een flatgebouw, genaamd 'Judenhaus', in de Berlijnse voorstad Schöneberg.

Je was een nicht van de filosoof Walter Benjamin, die op zijn 48-ste zelfdoding pleegde, op 26 september 1940. Vanaf juli 1941 werd je gedwongen om in de Duitse wapenindustrie te werken. In september 1942 werd jouw vader naar het concentratiekamp Theresienstadt gedeporteerd, waar hij in februari 1943 overleed. Op 27 februari 1943 ben je tijdens een fabriekswedstrijd gearresteerd en op 2 maart 1943 ben je naar het concentratiekamp Auschwitz vervoerd. In maart 1943 ben je daar op brute wijze in een gaskamer vermoord. De nazistische moordenaars stuwden gifgas door de douchekoppen. Een macabere, satanische, uiterst sadistische Witz van walgelijke misbaksels. Je werd 48 jaar. Jacob Picard vond jou 'één van de belangrijkste dichteressen in de hele, Duitse literatuur' en 'de grootste dichteres van Joodse afkomst, die ooit heeft geleefd!'.

Je had jezelf op het martelaarschap voorbereid. Je verweerde je tegen het antisemitisme en jouw roem kwam pas postuum. In 1955 verscheen 'Das lyrische Werk', waardoor jouw meesterschap als dichteres volop werd bekrachtigd. Op 24 februari 1993 werd er een ere-plaque voor jou bevestigd aan Haus Ahornallee 37 te Berlijn. Er is bovendien een Berlijnse straat naar jou vernoemd, die dichtbij de voormalige Führer-bunker loopt. In 2007 is er een Stolpersteine van de eerbiedwaardige artiest Gunter Demnig voor jouw vader en jou bij jullie laatste woonhuis in Falkensee geplaatst. Eveneens voor jou aan de Haus Münchener Strasse 18a in Berlijn-Schöneberg.

Schrijver: Joanan Rutgers, 16 oktober 2017


Geplaatst in de categorie: idool

5.0 met 3 stemmen 47



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)