Inloggen
voeg je beschouwing toe

Beschouwingen

Hoe het verre Indië bleef spoken

(voor Madelon Lulofs (1899 - 1958))

Je bent geboren als Magdalena Hermina Lulofs op 24 juni 1899 in een hotelkamer in Hotel Oranje in Soerabaja, Nederlands-Indië. Jouw vader was Claas Lulofs (1873 - 1922), een aspirant-controleur bij het Binnenlands Bestuur van Nederlands-Indië. Jouw moeder was Sara Christine Dijckmeester (1876 - 1949). De familie van jouw ouders kwam oorspronkelijk uit Deventer. Toen jij één jaar was, verhuisde jij naar het oorlogsgebied Atjeh en in 1904 verhuisde jij naar een kleine garnizoensplaats in de Padangse Bovenlanden. In 1908-1909 was je in Nederland en daarna woonde je in Buitenzorg bij Batavia. Jouw bijnaam was Toet en later Lon(ny). Jij ging naar de nonnenschool in Buitenzorg, waar je ook piano- en schilderlessen kreeg. Plus conversatielessen in vreemde talen.

Van 1913 tot 1915 ging jij naar de meisjes-HBS in Deventer. Jij woonde bij jouw oma, die in Deventer woonde. Je maakte kennis met Hein Willem Jacob Doffegnies, een burgemeesterszoon uit Diepenveen. In 1915 moest je naar Indië terug, omdat jouw moeder geopereerd werd. Je ontmoette Hein weer, die na zijn eindexamen HBS naar Batavia was gegaan. In 1917 zijn jullie verloofd en op 26 augustus 1918 zijn jullie in Meester Cornelis getrouwd. Hein ging op een rubberplantage in Deli werken en jullie woonden in een beschermde nederzetting voor Europese werknemers. In 1919 werd jullie dochter Mary Maud geboren en in 1920 Christine (Tineke). Je schreef in die tijd satirische gedichten voor een plantersblad. Iets was Hein afkeurde. Zijn Hongaarse collega László Székely vond het top en hij was de redacteur van het weekblad 'Sumatra', waarin jij onder het pseudoniem Christine van Eyck korte verhalen ging publiceren.

In 1922 heeft jouw vader in Nieuw-Guinea, waar hij resident was, zelfdoding gepleegd. Jij kreeg een liefdesrelatie met László, wat in de kleine, Europese gemeenschap een schandaal veroorzaakte. Daarom vertrok jij in 1925 met jouw dochters naar Australië, waar jouw moeder na het overlijden van jouw vader was gaan wonen. Jij kon er niet goed aarden en in 1926 ging je naar Deli terug. Op 21 mei 1926 zijn Hein en jij in Medan gescheiden. Jullie dochters werden aan Hein toegewezen. Jij ging met László naar Europa. Na een zomer in Venetië en Nice trouwden jullie op 10 september 1926 in Boedapest. In 1929 werd jullie dochter Cornelia (Clothilde) Malvina in Telok Dalam, Noord-Sumatra, geboren. Zij werd ook wel Kotjil (kleine) genoemd.

In het blad 'Sumatra' had je over de afgunst, nijd en kleinzieligheid van de planterswereld in Deli geschreven. In Medan ontmoette je Annie Salomons, die jou stimuleerde om een roman te schrijven. Jij woonde met Cornelia in de rustgevende bergen, terwijl László in de benauwde compound verbleef, waar hij door de aangepaste, bekrompen, veroordelende Europeanen werd genegeerd vanwege zijn huwelijk met een gescheiden vrouw. In 1929 stortte de rubberprijs in en zijn jullie voorgoed naar Europa gegaan, naar Boedapest. Via Herman Robbers, de directeur van uitgeverij Elsevier, debuteerde jij in zijn Maandschrift en verscheen jouw succesvolle roman 'Rubber'. Je hebt daarin het ruwe leven in die mannelijke planterswereld nauwkeurig beschreven. Je werd met Honoré de Balzac vergeleken.

Vervolgens verscheen jouw roman 'Koelie', wat jullie een buitenhuis nabij Boedapest opleverde. Jouw derde roman 'De andere wereld' werd door Menno ter Braak keihard afgekraakt. Menno vond dat jij teveel Multatuli-allures had. Door zijn gemene, voorspelbare kritiek daalden jouw zelfvertrouwen en jouw schrijfcarrière. In 1936 is 'Rubber' door Gerard Rutten en Johan de Meester verfilmd. Met de actrices Enny Meunier, Amsy Moina en Dolly Mollinger. In zwart-wit en met duidelijk Nederlands stemgeluid. Grotendeels in Indië opgenomen. In 1936 verscheen 'De hongertocht van 1911', over een waargebeurde strafexpeditie, waarbij 28 mannen zijn omgekomen. De hele, Indische pers was boos op jou, omdat je net als Multatuli Indië te schande had gemaakt.

In 1938 verhuisden jullie naar een pension in Santpoort. In 1941 verscheen 'De kleine strijd', die goed liep. László was van Joodse afkomst en hij vluchtte naar Boedapest. Cornelia en jij bleven in een huis te Santpoort. Jij was een koerierster en jij hielp enkele mensen in jullie huis onderduiken. In 1942 liet jij de Hongaars-Joodse cellist Vilmos Palotai bij jou onderduiken. Vilmos en jij begonnen een seksuele relatie, waardoor László een scheiding overwoog. Vilmos leek jou minder problematisch, maar dat viel vies tegen, toen hij in 1946 met de 16-jarige Cornelia begon aan te pappen. Blijkbaar is hij daarin behoorlijk ver gegaan, want jij deed daardoor een poging tot zelfdoding. Daarna is Vilmos vertrokken.

László wist de oorlog te overleven, ook al raakte hij failliet. Hij stond op het punt om naar jullie terug te keren, toen hij op 14 april 1946 een fatale hartaanval kreeg. In 'Onze bedienden in Indië' pleitte je voor een beter begrip voor de inlanders. Cornelia ging in 1950 in Israël wonen en zij noemde zichzelf voortaan Ruth. In 1951 verhuisde je naar de Beethovenstraat in Amsterdam. Jouw laatste, Indische roman was 'Storm in haar hart', wat eerst als een feuilleton in de 'Margriet' verscheen. Op 22 mei 1958 ben jij in een bakkerij in de Amsterdamse Beethovenstraat onwel geworden. Je ging op de bank in jouw flat liggen, waarna je door een hartaanval overleed. Je werd 58 jaar en je bent in Zorgvlied begraven.

Schrijver: Joanan Rutgers, 4 oktober 2019


Geplaatst in de categorie: idool

Er is nog niet op deze inzending gestemd. 429



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)