Ook zelf een stuk historie geworden
(voor Anna Louisa Geertruida Bosboom-Toussaint (1812 - 1886))
Je bent geboren op 16 september 1812 in Alkmaar. Jouw vader was de apotheker Hendrik Toussaint. Jouw moeder was Cornelia Magdalena Cicilia Roquette. Jouw ouders hadden een slecht huwelijk en er was volop geldgebrek.
Jouw moeder kwam uit Haarlem en zij vond Alkmaar maar een suffig gat. Samen met jouw vader las jij Vondel, Hooft en Huygens. Jouw moeder was Frans georiënteerd en zij liet zichzelf door haar kinderen 'mère' noemen. In 1820 werd jouw broer Johan Daniel Sybrand geboren en werd de verhouding met jouw moeder steeds slechter. Je werd naar jouw oma en tantes in Harlingen gestuurd.
In Harlingen had jij een gelukkige jeugd en kreeg jij les van de schrijfster Froukje Herbig, die zeer belezen was en historische romans schreef. Zij was een grote inspiratiebron voor jou. Je kreeg eerst zedelijke boeken te lezen, maar daarna de romans van Sir Walter Scott.
In 1828 ging je naar Alkmaar terug en deed je belijdenis in de Nederlands Hervormde kerk. Op 16 april 1833 slaagde je voor jouw examen en was je een gediplomeerde lerares geworden. Je ging naar Hoorn, waar je de gouvernante van de patriciërsfamilie De Bruyn Kops werd. Dat was een cultureel bijzonder onderlegd gezin. Via de lokale leeskring ontdekte je de Franse literatuur. Jouw pedagogische kwaliteiten waren beroerd. 'Je miste alles wat kinderen imponeren moet', schreef je.
Begin 1835 ging je weer naar Alkmaar. Bij jouw ouders leefde je als in een pension, veelal afzijdig in jouw studeer- en schrijfkamer. Je vertaalde Franse, Duitse en Engelse literatuur. Je hoopte van jouw vertaalwerk te kunnen leven.
De Friese uitgever Suringer adviseerde jou om zelf te gaan schrijven. In 1837 verscheen jouw eerste boekwerk, de novelle 'Almagro', die een lovende recensie van Everhardus Johannes Potgieter kreeg. In 1837 verscheen ook jouw historische debuutroman 'De graaf van Devonshire' bij de uitgever Otto in Amsterdam. In 1838 publiceerde je in 'De Gids' en in 1839 verscheen 'Engelschen te Rome', die in 'De Gids' een uitmuntende recensie kreeg, van de redacteur Reinier Cornelis Bakhuizen van den Brink, een vriend van Potgieter.
Bijna ieder jaar verscheen er een nieuw boek van jou. Jij schreef letterlijk vliegensvlug. Via Potgieter ontmoette jij de predikant J.P. Hasebroek van Heiloo en zijn zus Elisabeth Hasebroek, een schrijfster, met wie hij in de pastorie woonde. Zij betekenden veel voor jou. Je was diep onder de indruk van hun doorleefde christelijkheid. Je was verliefd op de predikant en bevriend met Elisabeth, die ook succes had met haar romans. De predikant was helaas niet verliefd op jou en hij ging er als een haas vandoor. Hij koos voor een ander. En je had nog wel met zoveel liefde pantoffels voor hem geborduurd! Jouw verdriet werd al gauw opgevolgd door een frisse geliefde, de literatuurcriticus/filosoof/historicus Reinier Cornelis Bakhuizen van den Brink. Hij hielp jou met het historisch onderzoek voor jouw roman 'Het huis Lauernesse'.
In november 1841 zijn Reinier en jij verloofd. Nicolaas Beets noemde Reinier 'groot, buikig, vettig, plomp, met een onbesneden mond met vuile tanden, schorre stem, somtijds overschietende'. Hij vervolgt: 'En daarnaast de kleine Truitje Toussaint, een 'aangeklede zenuw'. 'Als zij met v. d. Brink binnentreedt, is 't even als viel zij uit zijn zak!', schreef Jacob van Lennep aan Beets. Reinier woonde in Leiden, waar hij zichzelf voorbereidde op zijn promotie. Jij bezocht hem om de twee weken. Hij verkwistte zijn geld en zijn promotie werd uitgesteld. Hij kon nergens een passende baan vinden en in oktober 1843 vluchtte hij naar België, want hij een kleine drie ton schuld had. Vanuit Brugge schreef hij jou lange liefdesbrieven, terwijl hij daar allang met een Brusselse jongedame was verloofd. In september 1846 heb je deze relatie verbroken.
Jij had in 1846 met de kunstschilder Johannes Bosboom contact gekregen en het klikte wonderbaarlijk gesmeerd, ook op godsdienstig gebied. Hij schilderde vooral kerkinterieurs. Op 3 april 1851 zijn jullie wettelijk getrouwd en op 8 juli 1851 werd het huwelijk in de Grote Kerk van Alkmaar ingezegend. De avond daarvoor trakteerde de gemeente Alkmaar zelfs op een zangfestijn en vuurwerk. Jullie huwelijk werd uitbundig gevierd. Het was een heel gelukkig huwelijk. Jullie woonden aan de riante Bierkade met het uitzicht op het Noordhollandsch Kanaal. Jij verdiende goed geld met jouw historische romans, maar je had dat geld dan ook hard nodig, ook voor jouw familieleden. Jij kreeg een diep respect van de beroepshistorici, die jouw romans als belangrijke naslagwerken beschouwden.
In 1859 overleed jouw vader. Op 12 november 1862 overleed de tweelingbroer van Johannes, Nicolaas, die 45 jaar werd. Op 15 juli 1865 overleed Reinier in Den Haag. Hij werd 55 jaar. In 1867 overleed jouw moeder.
In 1874 verscheen jouw meest populaire boek 'Majoor Frans'. Je was goed bevriend met de katholieke Alberdingk Thijm en als een gevestigd schrijfster kwam je vaak bij koningin Sophie op bezoek. En je was uiteraard ereburgeres van Alkmaar.
Je overleed op 13 april 1886 in Den Haag. Je werd 73 jaar en je bent in de Algemene Begraafplaats Kerkhoflaan begraven. Jouw grafmonument is door de beeldhouwer Bart van Hove (1850 - 1914) gemaakt. In een nis staat een standbeeld van Terpsichore, de muze van de dans en de lyrische poëzie. In haar linkerhand heeft zij een lier en in haar rechterhand een bloemtak. Eronder staat: 'Hulde van Nederlandsche vrouwen aan A.L.G. Bosboom=Toussaint'.
Jouw man Johannes overleed op 14 september 1891 en hij is bij jou begraven.
In 1912 is er een borstbeeld van jou aan de Kennemerstraatweg in Alkmaar geplaatst, gemaakt door August Falise, een vriend van Sint Titus Brandsma, die veel opdrachten voor hem regelde, zoals Heilig Hart-monumenten.
Geplaatst in de categorie: idool
A.L.G. Bosboom-Touss
1.467
Geef je reactie op deze inzending: