Inloggen
voeg je beschouwing toe

Beschouwingen

Hoe een schilder verboden werd te schilderen...

(voor Gerrit van Houten (1866 - 1934))

Je bent geboren op 29 augustus 1866 in Groningen, aan het Damsterdiep, op nummer 215. Het geboortehuis is nu nog grotendeels in de oude staat, met de waterpomp in de keuken, al werkt die niet meer, en de door jou beschilderde panelen van de deuren. De paardenstal is nu een opslagruimte. Jouw vader Hindrik en jouw broer Jakob beheerden er een houthandel en houtzagerij. Jouw doopsgezinde opa had er al de grote houtzaagmolen 'De Twee Reizigers', die naast het huis stond. Achter het huis waren er sloten gegraven, waarin het hout gewaterd werd om te verduurzamen. Westwaarts zag je de stadswallen en de Nieuwe Steenstilpoort met het poortwachtershuisje. In 1876 is deze poort gesloopt. Het was één van de Groningse poorten. Het poortwachtershuisje is in 1945 uitgebrand en afgebroken.

Jouw vader was lid van de Groninger gemeenteraad en van de Provinciale Staten. In zijn vrije tijd tekende hij graag. Jouw moeder Alida Cornelia Christina ten Bruggencate had veel interesse voor de kunst. Jouw oudste broer Derk tekende en schilderde net als jij, maar dat stopte toen hij het te druk in de houthandel kreeg. Jouw jongere zus Alida werd een schilderes, al had zij minder talent dan jou. Jouw tante Sientje van Houten, geboren op 23 december 1834 in Groningen, schilderde ook. Sientje was in 1856 met de Groningse schilder Hendrik Willem Mesdag getrouwd. Hun enige kind Klaas overleed op zijn 7-de. Sientje hielp mee met het schilderen van de Panorama Mesdag. Jouw nicht Barbara van Houten was ook een schilderes. Haar vader, jouw oom, was de liberale politicus Samuel van Houten, die 25 jaar Tweede Kamer-lid was. Hij is bekend van het in 1874 ingevoerde Kinderwetje van Van Houten, tegen iedere vorm van kinderarbeid.

Jouw jongere broers waren Samuel en Jan. Jouw jongste zusje was Sientje. Ten tijde van de lagere school kreeg jij al tekenlessen op de Academie Minerva aan de Oude Boteringestraat. De hoofdonderwijzer/directeur was de schilder/fotograaf Johannes Hinderikus Egenberger, die ook les gaf aan o.a. Hendrik Willem Mesdag, Otto Eerelman, Franciscus Hermanus Bach, Albert Hahn en Willem Zwart. Bach was vanaf zijn 19-de docent aan Minerva, met o.a. Cornelis Jetses als leerling. Bach schilderde de tegeltableaus in de hal van het NS-station Groningen. Hahn overleed op zijn 41-ste door tuberculose. Zwart was in Warffum geboren en zijn vader was een alcoholist, waardoor hij geheelonthouder werd. Jij kreeg ook les van jouw vader, Derk en Alida. Tijdens een geelzucht-periode leerde jij thuis aquarelleren. In 1881 maakte je jouw eerste olieverfschilderij.

Je ging twee jaar naar het Stedelijk Gymnasium en daarna begon je als fulltime schilder aan de bak te komen. Via jouw oom Mesdag en de Haagse kunsthandel Goupil & Cie probeerde je in het kunstcircuit te komen, maar dat mislukte. Terug in Groningen ging je daar exposeren, zoals bij het Kunstlievend Genootschap Pictura aan de Sint-Walburgstraat. In de jaren 1971-1984 was er een kamer met alleen kunstwerken van jou. Op 6 mei 1883 overleed jouw vader. Hij werd 50 jaar. Hierdoor kon het geplande bezoek van Jozef Israëls aan jou niet doorgaan. Een gemiste kans om meer aansluiting met de kunstwereld te maken. Je exposeerde een zeegezicht op de Exposition Internationale in Nice. Je schreef naar vele kunstgenootschappen en andere organisaties om jouw werk te willen verkopen, maar niets lukte.

Directeur van Minerva Egenberger vond dat jij als schilder niet veel nieuws meer kon leren. Jouw oom Samuel gaf jou het advies om universitaire colleges plant- en dierkunde te gaan studeren. Dit deed je een korte tijd, maar het was nutteloos voor jouw teken- en schilderwerk. Bij ene S. Berghuis leerde je nog wat perspectieftekenen. Bij de Rijksacademie van Beeldende Kunsten in Amsterdam werd je afgewezen. Op aanraden van oom Mesdag studeerde je aan de Haagse Academie, maar na enkele maanden ging je naar Groningen terug. Je stopte met lessen nemen en je viel in een zwart gat. Je werd zwaar depressief en je raakte in een geestelijk isolement. Om dat te doorbreken, ging je bij jouw familie in Almelo en Deventer logeren. De depressie hield aan en je werd in het bad- en herstellingsoord voor zenuwzieken in Laag-Soeren opgenomen. Langzaam begon je weer met plezier te tekenen.

Na Laag-Soeren verbleef je bij jouw oom en tante in Almelo, die jou liefdevol verzorgden. Helaas was de verbetering van korte duur en zakte je weer weg in jouw chronische depressie. Jouw moeder regelde, dat jij bij dokter Fischer en zijn gezin in Surhuisterveen ging wonen. In september 1887 ging je daar heen. Je tekende vele schetsboeken vol en je speelde piano. In 1890 verhuisde je samen met het gezin Fischer naar Lippenhuizen. In oktober 1891 overleed mevrouw Fischer en moest jij vertrekken. Je ging een korte tijd naar jouw oom en tante in Almelo. Jouw psychische toestand verergerde en in oktober 1892 ging je naar Oud Meer en Berg in Bloemendaal, een psychiatrisch ziekenhuis nabij Santpoort. Daar werd jou het tekenen en schilderen verboden. Je was ongeneeslijk depressief en hoogstwaarschijnlijk leed jij aan schizofrenie. Jouw kunstenaarschap werd definitief overschaduwd door jouw psychische ziekte. Op 20 maart 1909 overleed tante Sientje. Jij overleed op 18 januari 1934 in Santpoort. Jij werd 67 jaar en jij bent in de Zuiderbegraafplaats in Groningen begraven.

Schrijver: Joanan Rutgers
25 april 2020


Geplaatst in de categorie: idool

Er is nog niet op deze inzending gestemd. 38



Er is 1 reactie op deze inzending:

Naam:
Ton Hettema
Datum:
2 mei 2020
We zouden een monument als Gaudi's kathedraal moeten oprichten op een paradijselijke plek, als eerbetoon aan al die gevoelige zielen waarover je schrijft. Elke onbekende kunstsoldaat krijgt daar een eigen plek met n eigen exhibitie, voorzien van de beknopte biografiën van ene Joanan Rutgers..

Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)