Inloggen
voeg je beschouwing toe

Beschouwingen

De losgebroken krankzinnigheid veredeld

(voor Jules Jouy (1855 - 1897))

Jij bent geboren als Jules Théodore Louis Jouy op 27 april 1855 in Parijs. Jouw ouders waren Anna Udoxie Mech en Jules Theodore Jouy. Na de lagere school werkte je als slagersjongen en bezocht je de goguettes in jouw omgeving. Je las veel en je componeerde liedjes. Tijdens de Commune van Parijs zat je als 20-jarige bij de hulpdienst van het leger. Vanwege de misvorming van jouw rechterarm werd je daar ingezet. Op jouw 21-ste publiceerde je liedjes en artikelen in het satirische weekblad Le Titamarre, met de schrijver Jean-Louis-Auguste Commerson als hoofdredacteur. Charles Baudelaire, Théodore de Banville en de journalist George Maillard schreven ook voor dit blad. George heeft zichzelf in een hotelkamer van Hotel Amour op 8, Rue de Navarin in Parijs door zijn hoofd geschoten. Hij werd 59 jaar.

Jij schreef het liefste over anticlericalisme, de republiek, onrecht en macabere zaken, zoals de guillotine. Je verbleef in de beroemde goguette La Lice Chansonnière, opgericht in 1831 door de troubadour Charles Le Page. Zijn vriend, de troubadour/uitvinder Émile Debraux, zou mede-oprichter worden, maar hij overleed op zijn 34-ste door longtuberculose. Zijn vrouw Aglaé-Cornélie overleed vijf jaar later en beiden zijn vanwege hun armoede in een massagraf begraven. De troubadour/borduurster Élisa Fleury was het enige, vrouwelijke lid. 'Le Réveil-Matin' en 'L'Artisan et les oiseaux' zijn beroemde liederen van haar. Zij was de meest vreugdevolle en beste van alle zangers. Frédéric Berat's lied 'Ma Normandie' uit 1836 werd er ook gezongen. Rond 1876 was jij present en op 4 juli 1878 begon jij jouw eigen goguette Le Rire Galliois, met vooral oud-leden van de Lice Chansonnière.

Jij schreef voor het satirische blad 'Le Sans-Culotte', opgericht door de schilder/cartoonist Alfred Le Petit. Je schreef liedjes voor het café-concert en je was porseleinschilder. Eind 1878 ging je naar de literaire club Les Hydropathes, opgericht door Émile Goudeau, waar extreem veel absint werd gedronken. Jij was de hoofdredacteur van het blad 'Les Hydropathes'. Émile betaalde jou met absint, wat voor jou fataal werd. De samenkomsten begonnen in Café de la Rive gauche, op de hoek van Rue Cujas en Boulevard Saint-Michel. Daarna in diverse gebouwen in die buurt, zoals in de hal van de Hermitage op 29, Rue Jussieu. Nadat de advocaat/cartoonist/buikspreker Eugène Bataille, de schrijver/komiek Alphonse Allais en jij vuurwerk afstaken, stopte de club in juli 1880 en verhuisden de clubleden naar het cabaret Le Chat Noir op 84, Boulevard Rochechouart, wat in november 1881 door de cabaretier Rodolphe Salis werd geopend. Paul Verlaine kwam daar ook. In 1885 verhuisde dit cabaret naar 12, Rue Laval, het voormalige huis van de schilder Alfred Stevens, een vriend van Charles Baudelaire. Jij hebt daar geregeld opgetreden.

In september 1881 werd je lid van de club Les Hirsutes, opgericht door de pianist/organist Maurice Petit. De leiders waren Alphonse Allais en Eugène Bataille. Een medelid was de dichter Léo Trézenik, die samen met Georges Rall het literaire tijdschrift "Lutece' oprichtte, met o.a. Paul Verlaine, Jules Laforgue, Jules Vallès en Maurice Rollinat als medewerkers. Eugène Bataille had psychiatrische stoornissen en hij ging naar de psychiatrische inrichting in Clermont-de-l'Oise, waar hij op 1 juni 1891 overleed. Hij werd 37 jaar. In april 1882 begon jij de krant Le Journal des merdeux, met illustraties van Eschbach, die direct verboden werd, vanwege het 'pornografische karakter'. Van 1881 tot 1883 publiceerde jij samen met Eugène het satirische tijdschrift L'Anti-concierge. Je werkte voor de krant Le Cri du peuple van Jules Vallès en je schreef diverse topsongs met de zanger Aristide Bruant, jouw vriend. In 1883 stichtte je de banquet-guguette La Soup et le Boeuf en in 1884 werkte je voor de krant La Laterne des curés, die ook al voor 'pornografie' werd veroordeeld.

Jij leidde de goguette La Goguette moderne en in 1887 schreef je het gedicht 'Le Veuve', tegen de doodstraf en de guillotine. De zangeres Maryse Damia heeft het in 1924 door de componist Pierre Larrieu op muziek laten zetten en ze heeft het opgenomen. Je schreef voor het satirische weekblad 'Le Rire' en de kranten Le Parti ouvrier en Le Paris. In 1894 bestuurde je het cabaret Café des decadents, wat al gauw door de onderdrukkende politie gesloten werd. Na een fikse ruzie met Rodolphe Salis begon jij het cabaret de Chien Noir. Door de absint en de tabak was jouw gezondheid verwoest en daar kwam jouw strijd tegen het boulangisme nog bovenop. Door jouw psychische stoornissen was je gevaarlijk en in mei 1895 hebben jouw vrienden jou in het psychiatrische ziekenhuis op 90, Rue de Picpus in Parijs laten opnemen. Daar ben jij op 17 maart 1897 om 10.40 uur overleden. Je werd 41 jaar en je bent in de begraafplaats Père-Lachaise begraven. Op jouw graf staat een bronzen buste, gemaakt door Jules Dalou.

Schrijver: Joanan Rutgers
28 maart 2021


Geplaatst in de categorie: idool

Er is nog niet op deze inzending gestemd. 39



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)