Inloggen
voeg je beschouwing toe

Beschouwingen

Midden in een tyfuspandemie zonder een opiumroes

(voor Robert Desnos (1900 - 1945))

Je bent geboren op 4 juli 1900 in Parijs. Jouw ouders waren Claire Guillais en Lucien Desnos, een café-eigenaar en handelaar in wild en gevogelte op de Les Halles markt. Je wilde geen burgerlijke opleiding volgen, zoals jouw vader dat wenste. Je volgde liever jouw favoriete dichters Arthur Rimbaud en Gerard de Nerval en de schrijver Victor Hugo. In 1918 verschenen jouw eerste gedichten in 'La Tribune des Jeunes'. Vlak daarna bracht de schrijver/dichter Benjamin Péret jou in contact met o.a. de surrealisten/dadaïsten André Breton, Tristan Tzara, Max Ernst en Francis Picabia. Jij vervulde jouw 2-jarige dienstplicht in Marokko en in 1922 was je weer in Parijs. Je werd een belangrijke surrealist naast Breton, Paul Éluard, Louis Aragon en Philippe Soupault. Je deed aan automatisch schrijven en in 1922 publiceerde je jouw eerste dichtbundel 'Rose Sélavy', beïnvloed door Arthur Rimbaud.

In 1924 verscheen jouw debuutroman 'Deuil pour deuil'. Je was vanaf 1924 redacteur van het tijdschrift 'La Révolution surréaliste', uitgegeven door Benjamin Péret en Pierre Naville. Péret was de minnaar van de surrealistische schilder Remedios Varo. Je werkte als literair criticus voor diverse kranten. In 1926 schreef je 'La Nuit des nuits sans amour', over de eenzaamheid, Baudelaire-achtig en geïllustreerd door jouw dikke vriend, de kunstenaar Georges Malkine. Jij was smoorverliefd op de zangeres/actrice/feministe Yvonne de Knops, geboren in 1896 in Ukkel (Brussel), met als artiestennaam Yvonne George. Zij was bevriend met Jean Cocteau en ze woonde in Neuilly. Jij schreef vele liefdesgedichten voor haar, zoals 'J'ai tant rêvé de toi' (Ik heb zoveel over jouw gedroomd). Het was dan ook vooral een gedroomde liefdesrelatie van jouw kant. Zeer spijtig en navrant voor jou was het niet wederkerig. Toch was zij jouw eerste, grote liefde, of misschien wel juist vanwege die tergende onbereikbaarheid. Zij was inderdaad zeer charmant en aanbiddelijk. In 1927 verscheen jouw tweede roman 'La Liberté ou l'Amour', wat je voor Yvonne schreef. Het werd wegens de erotische boekdelen door het tribunal de la Seine veroordeeld. Alsof de realiteit geen obsceniteiten bevat.

In 1928 speelde je een kleine rol in de door jou geschreven, korte film 'L'Étoile de mer' van Man Ray. Met Alice Prin in de hoofdrol, die ook voor Tsuguharu Foujita poseerde. Yvonne zong zo'n 200 nummers, waarvan er 19 opnames bewaard zijn gebleven. Zij had een scherpe, heldere, indringende, emotionele en subtiele stem. Haar oogopslag was droefgeestig en doorleefd. Yvonne had veel beroemde bewonderaars, ook Kees van Dongen, Maurice Maeterlinck en Maurice de Vlaminck. Dat zij zoveel adorerende kunstenaars en schrijvers ontving, ergerde jou en maakte jou jaloers, maar dat liet jij niet merken. Jij leefde enkele jaren alleen voor haar. Je was bezeten van haar en je wilde het liefste helemaal in haar verdwijnen, helemaal met haar versmelten. Zij werd 'De muze van Montparnasse' genoemd en jij liet haar kennis maken met de opium. Zij was verslaafd aan alcohol, cocaïne en dankzij jou aan opium. Door haar wilde levensstijl en drugsgebruik kreeg zij tuberculose en moest zij gaan kuren. Zij overleed op 22 april 1930 in een hotelkamer nabij de haven van Genua. Yvonne werd 33 jaar en zij is in het crematorium van Père-Lachaise gecremeerd, waarna ze in het columbarium is bijgezet. Jij bleef ook na haar overlijden smoorverliefd op haar.

In 1930 had jij een driehoeksrelatie met het rebelse, vrijgevochten en extravagante kunstenaarsmodel Lucie Badoul (1903 - 1966) en haar man, de Japanse kunstschilder Tsuguharu Foujita, die Lucie 'Youki' (rozensneeuw) noemde, omdat ze zo'n witte huid had. In 1931 gingen Tsuguharu en Lucie na drie jaar huwelijk uit elkaar en gingen Lucie en jij samenwonen en trouwen. Jullie woonden tien jaar op 19, Rue Mazarine.

Jij was tegen de vermenging van het surrealisme met het communisme, waardoor Breton en jij met elkaar kapten. In 1932 begon je radiowerk te doen met de misdaadshow 'Fantômas'. Je was bevriend met Picasso, Hemingway, Antonin Artaud en de schrijver John Dos Passos. Je schreef kritieken over jazz en films en je werd de politiek ingezogen. In de Tweede Wereldoorlog was jij lid van de spionagegroep Résau AGIR van Michel Hollard, die ervoor zorgden, dat de V1-lanceerlocaties in Frankrijk door de Royal Air Force gebombardeerd werden. Jij werkte voor het dagblad 'Aujourd'hui', geleid door de journalist Georges Suarez, die op 9 november 1944 als eerste journalist werd vermoord, omdat hij met het Vichy-regime van Philippe Pétain had samengewerkt. Tijdens de bezetting publiceerde jij onder de pseudoniemen Lucien Gallois en Pierre Andier enkele essays, waarin jij de nazi's bespotte en jij maakte valse identiteitsdocumenten. In 1943 verscheen jouw derde roman 'Le vin est tiré'. Op 22 februari 1944 werd jij door de Gestapo gearresteerd. Daarna schreef jij jouw gedicht 'Brief aan Youki'.

Jij werd naar het concentratiekamp Auschwitz gestuurd en daarna naar Buchenwald, Flossenbürg en tenslotte het concentratiekamp Theresienstadt (Terazín) in Tsjechoslowakije. Jij overleed een maand na de bevrijding van het concentratiekamp door de tyfus, in het Malá pevnost (Kleine Fort) in Terazín. Na de oorlog werden daar Duitse mensen gruwelijk mishandeld. De commandant van Malá pevnost SS-Hauptsturmführer Heinrich Jöckel werd in oktober 1946 vermoord. Tegen de student Robert Stuna zei jij nog: 'Qui qui, Robert Desnos, le poète, c'est moi!'. Je was uitgemergeld en volkomen uitgeput. Stuna waakte bij jou. Op 5 juni 1945 raakte je in coma en op 8 juni 1945 ben je om 5.00 uur overleden. Je werd 44 jaar en je bent in de Cimetière du Montparnasse begraven. Lucie begon een kunstgalerie in Parijs.

Schrijver: Joanan Rutgers
29 maart 2021


Geplaatst in de categorie: idool

Er is nog niet op deze inzending gestemd. 40



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)