Een grote vrijheid, maar zonder liefdesgeluk
(voor Vera Rockline (1896 - 1934))
Jij bent geboren als Vera Nikolajevna Schlezinger in 1896 in Moskou. Jouw Russische vader was van Duitse afkomst en jij had een Franse moeder. Jij studeerde eerst in het atelier van Ilja Ivanovitsj Masjkov in Moskou, geboren op 29 juli 1881 in Oblast Wolgograd. Hij was een leerling van Apollinari Vasnetsov, Konstantin Korovin, die veel Parijse taferelen schilderde, en Valentin Serov, een leerling van Ilja Repin. Na Ilja ging jij bij Aleksandra Alexandrovna Ekster in Kiev in de leer. Zij was geboren op 18 januari 1882 in Bialystok, Polen. In Parijs ontmoette zij Picasso, Braque en Chagall. In Italië de futuristen Ardengo Soffici en Filippo Tommaso Marinetti. In het Tweede politieke Manifest van het Futurisme staat: 'Wij zullen de oorlog verheerlijken - enige hygiëne van de wereld - net als het militairisme, het patriottisme, de verwoestende gebaren van de anarchisten, de ideeën zo mooi om voor te sterven, en de minachting voor de vrouw.'.
Na de Eerste Wereldoorlog werd deze provocateur en volstrekte mafkees Marinetti echt gevaarlijk, want een fanatiek aanhanger van het fascisme. Hij schreef mee aan het Fascistisch Manifest van Mussolini. In 1910 deed Ekster mee met de avant-gardistische expositie Ruiten Boer in Moskou. Kort na deze expositie werd het kunstenaarsgenootschap Ruiten Boer (symbool voor de vrijgevochten kunstenaar) opgericht door Ilja Masjkov, Pjotr Kontsjalovski, ik noem zijn Van Gogh achtige 'Meisje uit Arles' (1908), Vasili Rozjdestvenski en Alexander Koeprin. Ekster werd ook lid van het suprematisme van Kazimir Malevitsj, net als Olga Vladimirovna Rozanova, getrouwd met de futuristische dichter Aleksej Kroetsjonych. Olga schreef ook futuristische gedichten. In 1913 ging Kroetsjonych op de foto met Vladimir Majakovski, de schilderbroers David en Vladimir Boerljoek en de dichter/schrijver Benedikt Livjitz. David was een soort mentor voor Majakovski. Olga overleed op 8 november 1918 door difterie. Zij werd 32 jaar.
Ekster's zelfportret uit 1911 doet denken aan een middeleeuwse edelvrouw. In Kiev werkte jij meestal in een abstracte stijl, beïnvloed door het kubisme. Jij werd ook door Matisse en Cézanne beïnvloed. In 1918-1919 exposeerde jij bij grote exposities in Moskou en was jij succesvol. In 1918 trouwde jij met de Franse Monsieur Rokhlin en heette jij Rokhlina. In 1919 gingen jullie voor twee jaar in Tbilisi, Georgië, wonen. In 1919 schilderde jij 'De kaartspelers' en 'Portret van een jonge vrouw met blauwe waaier'. In 1920 schilderde jij 'Naakt met rode baret op haar toilet'. In 1922 verhuisden jullie naar 12, rue de Hambourg in Parijs, nabij Montmartre. In 1922 exposeerde je in de Salon d'Automne, de Salon des Independants en de Salon des Tuileries. In 1922 schilderde jij jouw zelfportret met de linkerhand op jouw hart. De ogen staan asymmetrisch, wat jammer is, maar jij streefde zeker niet naar perfectie. Op jouw portretfoto uit 1923 straal jij volop en ben jij om smoorverliefd op te worden. Het is die gulle glimlach, die totale onbevangenheid/openheid en die natuurlijke charme.
De kunstcriticus Raymond Escholier noemde jouw serie naaktschilderijen 'een symfonie van vlees'. Jouw stijl zit tussen die van Gustave Courbet en Pierre-Auguste Renoir. De mode-ontwerper Paul Poiret kocht twee van jouw schilderijen en hij promootte jouw werk. Paul bracht jou in contact met de dichter/kinderromanschrijver Charles Vildrac, die een galerie had, waarin jij in 1924 jouw eerste solo-expositie hield. In 1927 werd jij lid van de Salon d'Automne Society en scheidde jij van jouw man. Je ging in Montparnasse wonen en jouw werken werden lichter en vrijer, meer impressionistischer, Renoir-achtig en met een zachter kleurenpalet. Je schilderde altijd het liefste naakte vrouwen, vooral naakte borsten in allerlei maten, rondingen en houdingen. Je werd ook lid van de Women Artists' Society en je had een speciaal contact met Zinaida Serebriakova, die ook graag naakte vrouwen schilderde, zie bijvoorbeeld haar 'Bad-huis' uit 1913. In Parijs exposeerde je o.a. in de galeries Vildrac, Bernheim, La Boetie en Barreiro. Je was een dromerige en rusteloze vrouw en continu op zoek naar een zekere stabiliteit.
Op 4 april 1934 pleegde jij zelfdoding in Parijs. Jij werd 37 of 38 jaar en jij bent in het dorpje Recey-sur-Ource in Côte-d'Or begraven. Dat is de geboorteplaats van Jean-Baptiste Henri Lacordaire (1802 - 1861), die met de Parijse salonnière Madame Swetchine bevriend was. In 1939 ging hij als Dominicaan in het klooster van Santa Maria sopra Minerva in Rome en daarna herstelde hij de Dominicaanse Orde in Frankrijk. Hij overleed in Sorèze, waar hij ook begraven is. Jij bent in de Gemeentelijke Begraafplaats aan de Rue du Cimetière in Recey-sur-Ource begraven, aan de rechteroever van de rivier de Ource.
15 juni 2021
Geplaatst in de categorie: idool