Inloggen
voeg je beschouwing toe

Beschouwingen

De oude maîtresse op 91, boulevard Haussmann

(voor Alice Ozy (1820 - 1893))

Jij bent geboren als Julie Justine Pilloy op 6 augustus 1820 in Parijs. Jouw vader Jean Baptiste Pilloy was een fabrikant en handelaar in juwelen en jouw moeder Charlotte Amédée Ozi was een actrice. Jouw moeder was de dochter van de componist/fagottist/pedagoog Étienne Ozi en Marie Joséphine Adélaïde Dupont. Jouw ouders zijn kort na jouw geboorte gescheiden. Jouw vader betaalde nooit de alimentatie voor jou. Jouw broer Charles Auguste is op 20 juli 1818 geboren en hij werd door jouw vader opgevoed, samen met 2 kinderen, die jouw vader met een concubine kreeg. Jouw moeder had een minnaar. Jij werd in Belleville door een kindermeisje verzorgd of jij ging met jouw moeder op pad door de provincies. Op jouw 12-de werkte jij in een borduuratelier bij Carat in de Rue Vivienne. Jij moest daar direct weg, omdat de baas jou ongepast aanviel. Jij ging naar een tante in Lyon, waar jij in een goud- en zilveratelier werkte. Jij mocht daar al gauw in de winkel werken, ook vanwege jouw charme.

Na 3 jaar in Lyon ging jij naar Parijs terug, waar jij modieus borduurwerk maakte. Op jouw 16-de ontmoette jij in de Grande-Chaumière de 22-jarige acteur Édouard Brindeau. Édouard was jouw minnaar en door hem werd jij een actrice. Jij gaf jouw acteerlessen en kleine rollen. Jouw actricenaam werd Alice Ozy en op 14 november 1837 debuteerde jij als de kokkin Marianne in de vaudeville 'Absent ou présent ou Ma maison du Pec' van Mélesville en Antoine-François Varner. Dat was in het Théâtre du Palais-Royal op 38, rue de Montpensier. Jean Cocteau en Mireille Hartuch woonden later op nummer 36 in die straat. In oktober 1839 speelde jij met Bernard-Léon in de Salle Chantereine. Bernard-Léon heeft jou tot actrice opgeleid. Jij was niet geschikt voor de opera en begin 1840 speelde jij Agathe in het variété 'Enragés' van Nicolas Brazier en Armand d'Artois. Op 9 september 1840 speelde jij Louise in 'Le Chevalier du guet' van Lockroy, getrouwd met de schrijfster Antoinette-Stéphanie Jullien. Jij had veel succes en jouw salaris ging omhoog.

Begin 1841 werd jij de maîtresse van baron Frédéric Joseph Lecat de Bazanzourt, romancier en historicus. Zijn zus was de dichteres/schrijfster Sophie d'Arbouville, de muze van Sainte-Beuve. Zij woonde op 10, place Vendôme en zij overleed op 22 maart 1850 door kanker. Zij werd 39 jaar en zij is in de Cimetière de Montmartre begraven. Jij was ook de maîtresse van de jonge, Poolse aristocraat Wieloposki, die vroeg overleed. Op 24 mei 1841 overleed jouw moeder en heb jij enkele maanden niet gespeeld. In 1842 speelde jij in 15 komedies, waarvan de helft in het Théâtre des Variétés van Nestor Roqueplan op 7, boulevard Montmartre. Nestor was de minnaar van de actrice Joséphine-Victoire-Delphine Marquet (1824 - 1878). In 1843 ontmoette jij Théophile Gautier, die jouw vriend en adviseur werd. In 1845 stopte jij met spelen in de Variétés en ging jij naar het Saint James Theatre in Londen. Op 30 augustus 1845 debuteerde jij in 'Bal des Ouvriers' van Charles Varin in het Théâtre du Vaudeville op 29, Rue Vivienne/Place de la Bourse. In het Vaudeville speelde jij tot maart 1847. In augustus 1846 speelde jij voor het hof in Baden-Baden. Op 14 mei 1847 debuteerde jij in 'Le Trottin de la Modiste' van Clairville (Louis-François-Marie Nicolaïe).

In de zomer van 1847 probeerde Victor Hugo jou te verleiden. Hij eindigde een kwatrijn met 'Mevrouw, laat me Venus zien die in bed komt', wat jij belachelijk vond. Jij had wel 3 maanden een seksuele relatie met zijn zoon Charles Mélanie Abel Hugo, die op 13 maart 1871 in Bordeaux door een beroerte overleed en 44 jaar werd. Sinds 1865 was hij met Alice Lehaene getrouwd, met wie hij 3 kinderen kreeg. In 1848 vluchtte jij naar Engeland, maar op 31 oktober 1848 speelde jij al weer in het Théâtre de la Porte-Saint-Martin in Parijs. Op 27 december 1848 speelde jij voor de laatste keer de nauwelijks geklede Eva in 'Les Marrons de India' van de gebroeders Cogniard en Muret. In mei 1849 ging jij naar het Théâtre des Variétés terug en jij begon een romance met de schilder Théodore Chassériau, die 2 jaar duurde en waar Victor Hugo stinkend jaloers op was. Théodore overleed op 8 oktober 1856 op 2, rue Fléchier in Parijs en hij werd 37 jaar. Jij modelleerde voor hem, ook naakt, zoals met okselhaar op 'Slapende Nimf'. Jij wilde graag zijn schilderij 'De dochter van Greco' hebben, maar eenmaal bereid om dat aan jou te geven, sneed hij het voor jouw ogen stuk en eindigde jullie heftige relatie.

In het Théâtre des Variétés speelde jij tot de sluiting op 16 juni 1855 in veel toneelstukken, zoals in 'La Femme aux camélias', 'Mignon' en 'Taconnet', met Frédérick Lemaître, getrouwd met en gescheiden van met de actrice Marie Sophie Halligner, met wie hij 4 kinderen kreeg. Jij was ook de minnares van Charles Louis Napoléon Bonaparte en van de schilder Thomas Couture, die op 29 maart 1879 op 3-7, rue Démolliens in Villiers-le-Bel overleed. Verder was jij de minnares van de schrijver Edmond About, die op 16 januari 1885 in de Rue de Douai overleed en 56 jaar werd. Samen met zijn vrouw Anne Louise Victoire Guillerville kreeg hij 8 kinderen. Je was ook de minnares van Gustave Doré, die op 23 januari 1883 door een hartaanval overleed en 51 jaar werd. Jij woonde in het Maison dorée op 20, boulevard des Italiens. Jij had relaties met koning Louis-Philippe en koningin Marie-Amélie de Bourbon en hun kinderen, met graaf Édouard de Perregaux en met de hertog van Aumale. Op 6 juli 1855 speelde jij voor het laatst en twee weken later verliet jij de Comédie. Van 1864 tot 1867 speelde jij toch nog enkele toneelvoorstellingen in België en Duistland. Jij woonde in Enghien-les-Bains en op 91, boulevard Haussmann. Jij werd een zakenvrouw met bankiers en hertog Charles de Morny als zakenpartners. Na 1867 was jouw woning op 91, boulevard Haussmann een museum van jezelf en jij had een antiekwinkel, die jij in het veilinghuis Drouot op 9, rue Drouot hebt gekocht.

Van eind 1888 tot februari 1889 was jij na een ernstige depressie in een hydrotherapeutische instelling opgenomen. Jij overleed op 3 maart 1893 op 91, boulevard Haussmann. Jij werd 72 jaar en jij bent in de Cimetière du Père Lachaise begraven. Jouw grafmonument in een Griekse tempelstijl is op jouw verzoek ontworpen en door Constant Moyaux gemaakt. Er staat 'Alice Ozi' op en in het midden staat een groot, wit marmeren beeld van Maria met het Kind Jezus op een gedecoreerde sokkel. Dit is een kopie van een bronzen beeld van Léon Fagel en naar Gustave Doré.

Schrijver: Sir Joanan Rutgers
24 juli 2022


Geplaatst in de categorie: idool

Er is nog niet op deze inzending gestemd. 130



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)