Inloggen
voeg je beschouwing toe

Beschouwingen

De laatste 30 jaar liefdevol verzorgd

(voor Johan Barthold Jongkind (1819 - 1891))

Jij bent geboren op 3 juni 1819 in Lattrop, waar op de Jonkershoesweg 10 de Havezate de Brecklenkamp uit 1637 staat. Jouw vader Gerrit Adrianus was een douanier en ontvanger van accijnzen. Jouw moeder was Willemyne Jacoba van der Burght. Jij was de achtste van tien kinderen. Op jouw geboortedag werd jij in de Nederlands Hervormde Kerk in Ootmarsum, het Napoleonkerkje, door dominee Ross gedoopt. Deze kerk aan de ganzenmarkt 31 is in 1810 door de metselaar Van der Kallen gebouwd. In 1821 werd jouw vader overgeplaatst en verhuisden jullie naar Vlaardingen. Op jouw 15-de wilde jouw vader dat jij notaris werd, maar jij wilde kunstschilder worden. In Vlaardingen gingen jullie naar de N-H Grote Kerk op Markt 63, met een orgel uit 1763 van Pieter van Peteghem. In 1836 overleed jouw vader en werkte jij als klerk in een notariskantoor. Jij hebt jouw notarisopleiding niet afgemaakt en jij ging naar de Haagsche Teeken-Academie, gesticht in 1682 door Willem Doudijns, Theodoor van der Schuer, Daniël Mijtens, Robbert Duval en Augustinus Terwesten. Het zat tot 1839 in de Boterwaag en daarna aan de Prinsessegracht, met zes prachtige zuilen, gebouwd door Zeger Reyers. Het is in 1937 helaas vervangen. Met de goedkeuring van jouw moeder heb jij jezelf in 1837 ingeschreven. Jij kreeg een studiebeurs van jouw docenten.

Jouw leraar was de landschapsschilder/etser/lithograaf Andreas Schelfhout, geboren op 16 februari 1787 in Den Haag, waar hij op 19 april 1870 overleed. Met zijn vrouw Cornelia Gevers kreeg hij 4 dochters; Maria, Huberta, Cornelia en Catrina. Na het overlijden van zijn vrouw in 1838 trouwde hij in 1839 met Martina Maria van Wielik, met wie hij in 1834 en in 1835 een zoon kreeg. Met Martina kreeg hij 4 zonen; Willem, Johan, Henri en Nicolaas. In 1842 verhuisden zij van de Zuidwal naar de Koninginnegracht 6. In 1843 exposeerde jij 'Boerderij bij Den Haag' in Arti et Amicitiae aan het ongedempte Rokin in Amsterdam. In 1845 kwam de kunstschilder Eugène Louis Gabriel Isabey naar Den Haag en heeft Schelfhout jou bij hem aangeprezen. Isabey overleed op 25 april 1886 in Montévrain. Hij was bevriend met Eugène Delacroix. Jij ging bij Isabey in zijn Parijse atelier werken, net als Eugène Boudin en Jean-Baptiste Henri Durand-Brager. Na een jaar in Parijs kreeg jij een koninklijke subsidie van prins Willem Alexander, die van 1849 tot 1890 koning Willem III was. Willem's secretaris Jhr. Ludolph van Bronkhorst bemiddelde voor de subsidie. Ludolph was een kunstverzamelaar en mecenas en bevriend met Schelfhout. Koning Willem III heeft in 1871 de beurs vastgelegd als de Koninklijke Prijs voor Vrije Schilderkunst. Gesine Vester won deze prijs in 1879, 1881 en 1882, Marie de Roode-Heijermans won in 1892, 1893 en 1894 en zo nog een paar.

In Parijs ontmoette jij Jozef Israëls en Marinus Antonius Kuytenbrouwer, geboren op 21 november 1821 in Amersfoort en ook een leerling van Isabey. Zij vader was een beroepsofficier en ook een schilder. Zijn moeder was Johanna Sophia Gijsberta Kolff. Samen met Jozef en Marinus kreeg jij les van Isabey en François Édouard Picot, overleden op 15 maart 1868 in Parijs. Picot was een leerling van François-André Vincent en Jean-Auguste-Dominique Ingres. Picot maakte in 1843 een portret van de ridder uit Poitou Guy de Lusignan (1150 - 1194), die in 1180 door zijn huwelijk met Sibylla van Jeruzalem koning van Jeruzalem werd. Guy en Sibylla kregen samen 2 dochters. Sibylla en de dochters overleden rond 1190 door een epidemie. Koning van Engeland Richard Leeuwenhart gaf Guy de titel Heer van Cyprus. Guy overleed op Cyprus en hij is in de tempelierskerk in Nicosia begraven. Jij had een huurkamer aan de Place Pigalle, nabij de Sacré-Coeur en de Boulevard de Clichy, waar Edgar Degas op nr. 6 op de 5-de etage woonde. Van Gogh schilderde deze boulevard in 1887, maar wel erg slordig, alsof hij haast had. Jij was bevriend met Théodore Chassériau, die op 8 oktober 1856 overleed. Hij werd 37 jaar en hij is in de Cimetière du Montmartre begraven. Jij ontmoette Théodore bijna dagelijks in de kunstenaarscafés en bij de kunsthandelaars. Jouw kunsthandelaar Pierre-Fermin Martin redde jou uit de schulden. In 1849 sleurde Isabey jou uit de cafés van Montmartre richting Étretat, Fécamp en Honfleur. Isabey en Eugène Smits wisten jou op te knappen en jij ontmoette Eugène Boudin.

Jij was bevriend met Édouard Manet en Emmanuel Sano ontfermde zich financieel over jou, tot zijn overlijden in 1878. In 1855 exposeerde jij 3 schilderijen op de Wereldtentoonstelling in Parijs, maar jij won geen medaille en jij was verdrietig, omdat jouw moeder was overleden. Jouw studiebeurs was gestopt en jij had grote schulden door jouw extreme alcoholisme. Jij ging naar jouw zus in Klaaswaal en daarna naar Rotterdam. Jij maakte schilderijen, die jij naar Sano stuurde en die door Martin werden verkocht. Jouw schulden waren inmiddels door de verkopen van ruim 100 schilderijen en door Sano afgelost. Gustave Courbet en de kunsthandelaar Adolphe Beugniet en Hector Brame bezochten jou. Op 7 april 1860 was er een kunstverkoop in Maison Drouot, geregeld door Martin en Graaf Dorian. Er waren werken van o.a. Théodore Rousseau, Camille Corot, Charles-François Daubigny, Félix Ziem, Constant Troyon, Jules Breton en Adolphe-Félix Cals. De opbrengst was voor jou en Cals haalde jou terug naar Parijs. Jij ontmoette de 22-jarige Claude Monet, die zei, dat jij hem met licht leerde componeren. Met Claude heb jij op een ochtend de Notre-Dame van Parijs geschilderd. Jij vond het lastig dat de galerieën niet meer op loopafstand van jouw stamcafé waren. In 1860 ontmoette jij bij Martin de liefdevolle tekenlerares Marie-Joséphine Fesser-Borrhée, geboren op 12 maart 1819 in Namen en in 1839 naar Frankrijk verhuisd, nabij Nevers. Zij was de vrouw van jouw leven en jouw gezondheid verbeterde. Jullie woonden in Saint-Parize-le-Châtel, nabij Nevers.

Marie-Joséphine ontfermde zich vanaf 1861 over jou, want jij was vaak ziek en depressief. Vanaf 1872 ging zij ook schilderen. Jullie reisden naar Nevers, Honfleur, Antwerpen, Rotterdam, Dordrecht, het Meer van Genève, Sainte-Adresse, Sète, Narbonne, La Ciotat, Marseille en La Côte-Saint-André. Jullie hadden een huis op 5, rue de Chevreuse in Parijs. Zij was getrouwd met de kok Alexandre Fesser en hun zoon was de kok/fotograaf Jules Fesser. Jules trouwde in februari 1872 met Pauline Walestains. In 1873 was Jules kok in het Château de Pupetières de Chabons. Marie-Joséphine en jij gingen in het nabijgelegen Mallein wonen en daarna in La Côte-Saint-André. In de zomer van 1874 waren jullie bij Jules en Pauline. In februari 1875 was jij bij de begrafenis van Jean-Baptiste Corot. In 1875 overleed Marie-Joséphine's man Alexandre Fesser en in maart 1875 overleed de zoon van Jules en Pauline, Charles. Jullie gingen terug naar Mallein. In de Dauphine ging jij flink aan de cider. In 1878 kochten Jules en Pauline Villa Beauséjour in La Côte-Saint-André. Zij kochten daar ook een woning voor jullie. Daar werden hun zonen Alexandre en Henri geboren. Jij leed aan achtervolgingswaanzin en in 1891 dwong Marie-Joséphine jou om naar het psychiatrisch ziekenhuis in Saint-Égrève terug te keren. Dit Saint-Robert (Rambert) psychiatrische ziekenhuis aan de Rue de la Gare bestaat vanaf de jaren 1840 en het is gebouwd op de overblijfselen van de benedictijnse priorij Saint-Robert-de-Cornillon. Op 27 januari 1891 ben jij na een beroerte en een gedeeltelijke verlamming in Saint-Rambert opgenomen. Hier ben jij op 2 februari 1891 overleden. Jij werd 71 jaar en jij bent in La Côte-Saint-André begraven. Marie-Joséphine was ontroostbaar en zij werd door verdriet verteerd. Zij overleed op 23 november 1891 en zij is naast jou begraven.

Schrijver: Sir Joanan Rutgers
9 januari 2023


Geplaatst in de categorie: idool

Er is nog niet op deze inzending gestemd. 40



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)