Inloggen
voeg je beschouwing toe

Beschouwingen

Eenzaam en voorgoed vleugellam geslagen

(voor Gizella Hervay (1934 - 1982))

Jij bent geboren op 10 oktober 1934 in Makó, Koninkrijk Hongarije, net als de schrijfster Judit Katona, getrouwd met de schrijver Zóltan Polner, met wie zij Támas en Kinga kreeg, en de schrijver György Kecskeméti, die in juli 1944 in het concentratiekamp Auschwitz werd vermoord en 42 jaar werd. Met zijn vrouw Agota Keller kreeg hij Zsuzsanna en Károly. Jouw ouders waren Tamás Hervay (1900 - 1973) en Lily Julianna Sipos (1914 - ?). Jouw familie was arm en jij moest hard werken om te kunnen studeren. In 1952 voltooide jij de middelbare school in Zalau. In 1952-1953 studeerde jij aan de Szentgyörgyi István Academie voor Dramatische Kunsten op de Kötos Sámuel utca 6 in Târgu Mures. Op 25 december 1953 verscheen jouw eerste gedicht in 'Utunk'. Jij studeerde Hongaarse taal en literatuur aan de Bolyai Universiteit in Cluj-Napoca. In 1956 ben jij afgestudeerd.

Jij ontmoette Domokos Szilágyi, die net als jij een carrière in de poëzie begon. Hij was van grote invloed op jouw leven en poëzie. Domokos is geboren op 2 juli 1938 in Somcuta Mare. Van 1955 tot 1959 studeerde hij Hongaarse taal en literatuur aan de Bolyai Universiteit, zonder voor zijn eindexamen te slagen. In 1958-1959 werkte hij voor het literaire tijdschrift 'Igaz Szó', met de hoofdredacteur Gyözö Hajdu, getrouwd met de actrice Erzsébet Ádám. Vanaf 1960 werkte Domokos voor het dagblad 'Elöre' in Boekarest. Hij debuteerde in 1962 met de dichtbundel 'Droom op het vliegveld', met een voorwoord van de dichter Ferenc Szemlér, die ook redacteur van 'Igaz Szó' was. Vanaf 1965 leefde hij van zijn geschriften, dichtbundels en literaire vertalingen.

Van 1956 tot 1957 was jij redactrice van het jeugdtijdschrift 'Ifjúmunkás'. Géza Domokos was de hoofdredacteur, een voormalige student van Konstantin Georgievitsj Paustovski. Van 1959 tot 1961 was jij lerares aan het Hongaars Lyceum in Boekarest, nu het Ady Endre Lyceum, op Bulevardul Ferdinand I 89. In 1961 kregen jouw man Domokos en jij de zoon Attila Szilágyi. Van 1964 tot 1966 was jij intern medewerkster van het tijdschrift 'Múvelödés' in Boekarest. Jij was ook een tijd redactielid van de Jeugduitgeverij. Van 1968 tot 1971 was jij redactielid van 'Ifjúmunkás', wat jullie financiële moeilijkheden in Boekarest verlichtte. Samen met de dichter/schrijver Janós Székely ontdekte jij de dichter József Simonfi, wiens eerste gedichten in 'Igaz Szó' verschenen. Daarna publiceerde hij in 'Ifjúmunkás'. Pas in 1992 verscheen zijn eerste dichtbundel 'Maan en Zon'. János kreeg met zijn vrouw, de schrijfster/redactrice Ilona Varró de kinderen Ilona Julianna en Jenó János, een beeldhouwer.

In 1963 verscheen jouw dichtbundeldebuut 'Bloem in het Oneindige' (Virág a infinityben). Rond 1965 ben jij met Domokos getrouwd. Jij noemde jouw zoon Attila in jouw gedichten Kobak. In 1966 verschenen de dichtbundel 'Van de ochtend tot de dood' en het sprookjesboek 'Het Boek van Kobak'. In 1968 verschenen 'Kobak's tweede Boek' met sprookjes en het sprookje 'Het verhaal van de eenogige cycloop'. In 1973 verschenen het verzamelboek 'Het Boek van Kobak' en de dichtbundel 'Vorm'. In 'Het Boek van Kobak' staan ook kindertekeningen van de leerlingen van de rooms-katholieke basisschool in Lunca de Lunca. De actrice Gizella Molnár is in Lunca de Lunca geboren.

In 1976 zijn Domokos en jij gescheiden. Domokos pleegde op 2 november 1976 zelfdoding. Hij werd 38 jaar en hij is in de begraafplaats Házsongard uit 1585 aan de Petófi Straat 26-28 in Cluj-Napoca begraven. Daar is de dichter Lászlo Szabédi ook begraven. Lászlo heeft op zijn 51-ste zelfdoding gepleegd door zich bij Szamosfalva voor een trein te gooien. In 1976 verhuisde jij naar Boedapest. Op 4 maart 1977 overleed Attila door een aardbeving in Boekarest. Hij werd 15 of 16 jaar. Hij is bij Domokos begraven. Jouw eenzaamheid werd alsmaar erger en pijnlijker. Daar deden de poëzieprijzen niets vanaf. In 1978 verschenen 'Falls', een oratorium voor drie stemmen, 'Vervolg van de Zin', een selectie gedichten, en de dichtbundel 'Gespleten vogel. Requiem'. In 1980 verscheen 'Verbannen regenboog' en in 1983 verschenen postuum 'Lodenjas Oost-Europa arm' en 'Boom van Leven' (kindergedichten).

Jij deed diverse pogingen tot zelfdoding. Jij was totaal beschadigd en niet meer te herstellen. Op 2 juli 1982 heb jij in Boedapest zelfdoding gepleegd. Jij werd 47 jaar en jij bent bij Attila en Domokos begraven.


Jij bent het levende zelf is de doden

(Laatste brief aan Domokos Szilágyi)

Ik keer naar jou terug met
een op afstand bediende hartslag,
ik sterf terug tot in jouw botten -
laat de nacht komen,
ik wilde jouw lot voortzetten -
je ziet hier thuis, net als thuis,
dat we wezen zijn in Ady's ogen,
Ady's weeskinderen - hij is niet meer thuis,
Ady's weeskinderen, we zijn allemaal bekeerd,
we leven allemaal in jouw voetsporen,
leven in onze doden,
verbergen ons allemaal in poëzie,
we moeten allemaal thuis sterven


Blootsvoets in vlammende sneeuw

Holle buikige thuislanden, we grijzen, haar voor haar,
verdwaalde geiten grazen op het zebrapad, maken hun sik schoon,
weken in elke plas boven verlaten daken,
een man met wijd open armen,
de wind deelt oorlogsverklaringen uit,
messen steken uit de rug van de biggetjes onder spleettanden,
nederigheid druipt van dik opgemaakte vrouwen,
Judas draagt een zijden overhemd met ruches,
Maria staat in de rij voor een kribbe,
Jozef, in zaagsel tot aan zijn lendenen,
zaagsel is algemeen, het valt flauwtjes,
wij alleen slapen niet,
uitgestrekt bedekt met elkaar


Blikvanger

Uw lichaam is mijn lichaam
uw dood is mijn dood,
mijn gekruisigde
opstanding!

Mijn ongelovig geloof,
mijn enige thuis,
de bescherming van mijn hoofd
ondergedompeld in modder.

Ik bel je drie keer.
Ik zal drie keer verloren zijn,
ik zal de schrik op
je vermoeide voorhoofd zijn,

Jouw pijn is mijn pijn,
mooie haat,
gejaagde toewijding,
aanhoudende waanzin.

Schouder op mijn schouder,
veeg mijn dood, mijn gekruisigde
opstanding, weg!


Inventaris

Omdat ik geboren ben zonder gewenst te zijn.
Het maakt niet uit wie. Mijn vader, of mijn moeder,
of juist deze eeuw,
de wees van twee oorlogen, arm.
Ik ben tenslotte geboren, want de goede natuur
betaalt nog steeds voor een weeshuis,
zodat er iemand op de appellijst staat.
In plaats van mijn vaderland leerde ik lopen op een kaart,
de zeeën getekend op gewiste bergen,
en zijn lichamen op de zeeën tussen bergen.
Ik leerde spreken van de doden -
zeiden ze koppig tegen de stoep, de lucht onder hen.
Zo ben ik volwassen geworden.
Dit is hoe de liefde mij op een ijzeren bed trof.
Ik heb het echter overleefd.
Het maakt niet uit hoe lang en waarom
mijn zoon is geboren en ik het wilde.


Heimwee

Op een dag gaan we met een goedkope trein naar huis,
we nemen niets anders dan de oude woorden,
dan tekenen we op het raam en zingen
en iedereen die uitstapt begroet ons terug;
Op een dag gaan we naar huis, niemand kijkt naar ons,
ze weten gewoon: we zijn er,
ik hoef me niet te schamen
dat mijn hand binnenstebuiten in mijn schoot valt;
Op een dag gaan we naar huis,
de pijn neemt iedereen mee naar huis,
de kringen onder onze ogen zijn zichtbaar,
de smaak van vertrouwd water in onze keel;
Op een dag gaan we met twee handen vol woorden naar huis
en vallen we voorover in een aardappelveld.


Onverbiddelijk

Ik zie de verschroeide eeuwen net zo scherp
als een stervende de minuten voor zijn dood.
Ik schrijf elke regel
als een laatste afrekening van het verleden.
Afschuw trilt nog steeds in mijn zenuwen,
het verleden sterft in mijn ogen; Kijk:
herinneringen vernietigen mijn zenuwen,
elke glimlach die ik heb is een hele revolutie.
Ik schaam me voor mijn overgeërfde angsten,
ik schaam me voor alle nederige bewegingen,
gebeden, vooroordelen, zelfbedrog,
ik schaam me voor alles wat
twee millennia van onmenselijkheid
in de hersenen en het ruggenmerg heeft voortgebracht...
Ik werd hard als een diamant, hard en meedogenloos.


Omdat onze verdrinking nieuwwaardig is
en onze gedichten worden aangekondigd
als roddels door de grote steden,
graven we ons ondergronds in,
bloeien we op tot stronken, verbleken we tot botten,
zullen we niet worden verheven op de lippen
van nepkransleggende speelgoedsoldaatjes,
noch geprezen worden door zielsvolle klokken,
onze hoofden geen onverzorgde bretels,
het zijn aardse bollen, inderdaad,
onze zeeën worden niet bezoedeld door
snelle, luxe vervoermiddelen
We ijsberen met waardigheid achter de tralies
en vloeken, als het moet, zullen we deze wereld veilen,
zullen we geen deals sluiten met met leer beklede types,
zullen we niet in bloempotten spugen,
zullen we onze doden niet verraden

Schrijver: Joanan Rutgers, 14 juni 2025


Geplaatst in de categorie: idool

4.1 met 8 stemmen aantal keer bekeken 60

Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)