Inloggen
voeg je beschouwing toe

Beschouwingen

De Pianoconcerten van Chopin

Eén van de meest legendarisch geworden koppen in de geschreven muziekjournalistiek stamt uit de 19e eeuw. Ik las het artikel weer eens waarin Schumann in zijn eigen "Algemeine Musikalische Zeitung" een promotieartikel had gelanceerd over een jonge componist uit zijn dagen, die zojuist zijn "Don Juan" variaties opus 2 had geschreven.

Die beroemde kop luidde "Hoed af heren, een genie".
Dat aangeduide genie was Frédéric Chopin (1810-1849), die inmiddels al veel verder in zijn oeuvre was, maar die toch wel, zij het wat laat, gestreeld zal zijn geweest door deze niet alledaagse aai over de bol. Hij had al twee Pianoconcerten geschreven, waarop het Parijse publiek laaiend enthousiast had gereageerd.

Het is met de nummering van deze twee Pianoconcrten wat eigenaardig gesteld; het Tweede Concert op. 21 in f klein is eigenlijk het Eerste, Chopins opus 11 dat enige tijd later verscheen is dus het Tweede. Hoe dan ook, wíj zijn gelukkig met het bestaan van deze Concerten. Het één uit 1829, het ander uit 1830. Dat tijdsverschil is minimaal en heeft geen enkele invloed op de stijl van de componist.

Wanneer de twee Concerten met elkaar worden vergeleken blijkt er bij het publiek een lichte voorkeur te bestaan van het f klein Concert. Een minderheid slaat de vormgeving van het e klein Concert hoger aan.
Wat de gemoederen lang heeft bezig gehouden is de orkestbegeleiding van de beide Concerten. Ze hebben allebei een orkestbegeleiding die overwegend uitsluitend begeleidend is en beschikken volgens de critici ervan nauwelijks over enig concertant profiel. Dat is ook zo, wanneer je ze vergelijkt met een Mozart-, Beethoven,- Field-of Hummelconcert blijkt bij Chopin de dialoog met het orkest erg mager te zijn.

Dat bovengenoemde verschijnsel heeft musici uit het verleden duchtig bezig gehouden. Er werden meerdere redenen voor aangevoerd: Chopin zou de orkestklank haten, of zou niet in staat geweest zijn om goed te orkestreren.

Ik verwijs deze meningen naar het bekende rijk van de fabelen!
Ik acht juist de concipiëring van de orkestpartituren typisch idiomatisch voor Chopin. Anders gezegd: waar het accent zo duidelijk op de solopartij ligt is een andere orkestbegeleiding nauwelijks voorstelbaar. Toegegeven: wij kennen de Concerten niet anders dan dat ze zijn. Maar lees het volgende maar eens, en je bent meteen "bekeerd" tot de Chopinorkestratie.

Veel dirigenten en pianisten hebben zich in de loop van de tijd met die orkestpartituren bezig gehouden. En ze hebben niet geschroomd soms vérgaande aanvullingen aan beide Concerten, zowel in de solo- als in de orkestpartij toe te voegen. En dat waren niet de eerste de besten, maar hooggekwalificeerde vaklieden als Ignace Paderewsky, Carl Tausig of Karl Klindworth.

Een andere pianist, een zekere Richard Burmeister, ontzag zich niet om het eerste deel van het Tweede Concert aan te vullen met een cadens en een coda. Die werden dan weer gespeeld door Paderewsjy en op die manier "gesanctioneerd". Ja, ja, zo werd er vroeger, en ook vandaag nog wel, gesjoemeld met muziek. Eén van de ergsten vind ik wel dat "Ave Maria" van Bach-Gounod, waarbij de laatste een "melodie" bedenkt op de Eerste Prelude uit Bachs "Wohltemtemperiertes Klavier". Het is als een kras op het monument van Bach, die even zijn kans waarneemt terwijl de (school)meester voor een moment omkijkt!

Schrijver: Wim Brandse, 4 maart 2009


Geplaatst in de categorie: muziek

4.0 met 3 stemmen 170



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)