Het Stenen Bruidsbed
Dresden, DDR, 1956.
De stad is in de Tweede Wereldoorlog plat gebombardeerd door de geallieerden, maar ruim tien jaar later is van herstel en wederopbouw nog nauwelijks enige sprake.
De amerikaan Norman Corinth bezoekt de stad voor een congres. In de wandelgangen trekt hij op met een gezelschap dat in de oorlog vriend danwel vijand is geweest in en rondom Dresden. Zelf had Corinth deelgenomen aan een nachtelijk bombardement op de stad, maar de aanblik van de nog niet herstelde verwoestingen rakelt de oorlog bij hem weer helemaal op. En zonder aanzien des persoons trekt hij links en rechts oude wonden open door de oorlog steeds weer als onderwerp op te voeren, waarbij niemand door hem wordt gespaard.
Harry Mulisch (1927) gebruikt het thema als stramien voor filosofische bespiegelingen. Aan de hand van de gebeurtenissen in Dresden beziet hij de Tweede Wereldoorlog van verschillende kanten. Wie waren de goeien en wie waren de slechten? Waren de burgers van Dresden onschuldige slachtoffers of was het een eigen-schuld-dikke-bult verhaal; hadden de Duitsers maar niet moeten luisteren naar “die Grote Kakkerlak in zijn bunker”?
In dat verband stelt hij ook de vraag of er misschien meer dan één geschiedenis bestaat. Dresden komt niet voor in het rijtje van Rotterdam, Londen en Berlijn als bekende bombardementen. De cultuur-historisch ooit zo belangrijke stad is nu een levende ruïne, maar wordt in de geschiedenisboeken alleen vermeld dankzij een veldslagje van Napoleon in 1813. Wie schrijft dan eigenlijk die geschiedenis?
Corinth heeft daar moeite mee en het boek wordt nog eens gelardeerd met flash-backs uit zijn bommenwerper boven Dresden. Schokkend is daarbij de jolijt die de geallieerde vliegers indertijd beleefden, tegenover het getuigeverslag van de duitse overlevenden. Na de bombardementen werden zij, al vluchtend voor de branden in de stad, nog eens beschoten met de mitrailleurs van de vliegtuigen. Bij de bommen konden ze zich nog wel iets voorstellen, maar van dat prijsschieten op de vluchtelingen hebben zij de bedoeling nooit begrepen.
Het aloude “waarom” van een oorlog weet de schrijver toch te ontleden in intrigerende vraagstellingen, al krijg je soms het gevoel dat zijn denksnelheid vele malen hoger ligt dan zijn schrijftempo. Wanneer hij aan het mijmeren slaat, lijkt hij eerder te struikelen over zijn eigen woorden en de stijl die hij dan hanteert wordt wolkig en amorf. Je moet de logica soms zoeken in psychedelische beelden; kleurrijk en vormeloos, zoals ze later populair waren in de sixties onder invloed van LSD. En het zijn dergelijke filosofische escapades die het boek soms minder toegankelijk maken, maar de logica is wel degelijk te vinden.
En de sterkste eigenschap van Mulisch is misschien wel zijn tijdgevoeligheid. Het Stenen Bruidsbed speelt in de tijd waarin het geschreven is en ademt een na-oorlogse sfeer van gelatenheid en verdwazing. De Tweede Wereldoorlog was net achter de rug en wat moest je er verder mee? Moest je er überhaupt nog iets mee? Bovendien was de Koude Oorlog zich inmiddels ook aan het ontwikkelen en het evenwicht dat men hervond doet heel gekunsteld aan. Dan blijkt dat in Dresden de Tweede Wereldoorlog nog voelbaar nadendert. Een oorlog beperkt zich dus niet tot het begin en het einde van de gevechtshandelingen.
Indrukwekkend boek, maar zorg wel dat je in een goede conditie bent als je eraan begint. Het blijft een echte Mulisch.
Geplaatst in de categorie: literatuur