Inloggen
voeg je beschouwing toe

Beschouwingen

Lucie Broedelet: O, Gij goddelijke tronende nachten...

O, Gij goddelijke tronende nachten,
Wilt mij arme nu steunen met uw heerlijke
krachten.
Ach, de wrede, onzegbre pijnen,
Dat mijn ziele moet langzame henen kwijnen,
Dervend uw zaligend licht.

Wee, ik eenzame in de sombere nacht,
Wie heeft dan 't hemelse vuur in mij
ommegebracht!
Hoor overal slechts klagend gesteen,
Ach, niet langer bergt mij, die zoo droeviglijk
ween
Uw mildstralend aangezicht.

O, Gij, wilt nu mij genadiglijk wezen,
Dat ik kenne 't licht en niet meer hoef duisternis
vrezen.
Verhoor mij, al die in donkerheid
gevangen dus, onnoemelijke smarten lijd,
Dees bede tot u gericht.

Lucie Broedelet is geboren in 1876 te Den Haag.
Haar vader Jacobus Salomon (Voorburg, 1844) zat bij het KNIL en hij had een handelsonderneming, verder hield hij van kunst. In 1871 is hij getrouwd met haar moeder Adriana Kervel (Sumatra, 1853).
Lucie had twee broers: André-Victor en Johan-Wouter.
Haar pseudoniem was Stella Violantilla, verzonnen door Willem Kloos. Al op zeventienjarige leeftijd publiceerde ze haar diepontroerende gedichten in 'De Nieuwe Gids', wat hoogst bijzonder was.
Haar vader heeft Kloos als eerste op het dichttalent van zijn dochter gewezen, dat gebeurde per brief. Kloos moet geraakt zijn door haar openhartige weemoed, een somberheid die met de zijne overeen kwam en ze werd al met Gorter vergeleken, een jeugdig genie dus, niet verwonderlijk noemde de toneelacteur Willem Rooyaard haar een 'geniaal kind'. Kloos noemde haar 'een heerlijk meisje, zonder de minste pretentie of aanstellerij'. Hij had gelijk, want dankzij de prachtige foto's van haar, gemaakt door de hoffotograaf van de Tachtigers, Willem Witzen, kan ik die mening zelfs nog zacht uitgedrukt vinden. Deze negentienjarige, negentiende-eeuwse natuurlijke schoonheid kijkt alleraanbiddelijkst in de lens, ze straalt een en al liefdevolle integriteit uit, logisch dat ze dé muze van de Tachtigers was. Een jongedame om massaal verliefd op te worden, ook al noemde ze zichzelf 'een verdoolde ziel vol zelfverwijt'.

Gezien de bohémienreputatie van de dichtersgroep rond Kloos werd Lucie nauwlettend door haar ouders beschermd, wat overigens ook gebeurde door het uitgeversechtpaar Versluys, dat vlakbij het atelier van Witzen woonde. Omdat Lucie logeerde bij Versluys, kwam ze al gauw in contact met de losgeslagen dichters, die ook bij de uitgever van 'De Nieuwe Gids' over de vloer kwamen.
Ze ontmoette ook de flierefluiter Hein Boeken, die haar al gauw een drankje aanbood, want drinken deden de literaire heren stuk voor stuk en vrijwel continu. Kloos zou daar later bijna aan ten onder gaan, al zat het dieper en was hij genoodzaakt om zich te laten behandelen in een inrichting, ondanks de vele hulp van vrienden, ook van de idolate Lucie. Lucie had vitaal glanzend bruin haar en beminnelijke ogen, waarachter je een eeuwige zomer droomde, aldus Royaards. Haar handschrift was sierlijk, soepel golvend en oprecht. Ze vertrok met haar broer André, een kunstschilder, naar Parijs, waar ze de musea bezocht. Ze woonde een tijd bij Pet Tideman, zijn vrouw Betsy en hun zoontje Pieter, waarbij ze hen hielp met de huishouding.
Al met al schreef ze een jaar voor 'De Nieuwe Gids' en ze publiceerde weer onder haar eigen naam, maar het tijdschrift ging failliet in 1894. Kloos ging steeds verder achteruit. Hein Boeken logeerde bij haar ouders in Den Haag. Met Annette Versluys ging het slecht, vanwege een nare affaire, waardoor ze zwaar depressief was geworden, niet meer in mannen geloofde en ook het vertrouwen in zichzelf verloor. Ze schreef met Lucie over het belang van vrouwenkiesrecht, waar Lucie niet echt mee bezig was.
Ze was dol op poesen en ze studeerde pianospelen. Ze schreef Boeken dat ze niet meer wilde meewerken aan een nieuw tijdschrift. Iets was er in haar geknakt, waarschijnlijk alle bombarie rondom het tijdschrift, de moeilijke toestanden waarin de dichters steeds weer verzeild raakten. De vele dronkenschappen en de voorliefde van de onberekenbare heren voor het nachtelijke bordeelleven. Het was allemaal te ruig voor een fijngevoelige jongedame, in die sferen wilde ze zich niet laten meetrekken en terecht. De weg van zelfdestructie is zelfs voor mannelijke artiesten niet altijd aan te raden.

In de jaren negentig woonde ze in Hilversum. In 1898 verscheen nog haar sprookjesachtige toneelstuk 'Idylle' bij S.L. van Looy, maar daarna stopte ze vijftig jaar lang met gedichten schrijven.
In 1906 trouwde ze met de kunstschilder Jacobus Cornelis Snoeck, die de Haagse Kunstacademie had doorlopen. In 1920 recenseerde ze 'Electra' in de Haagsche Post. Ze woonde met haar man in Laren (N.H.), in een schilderachtig huis, waar hij zijn modellen schilderde, maar meestal schilderde hij Larense kerkinterieurs en boereninterieurs. Jacobus stierf in 1921 op veertigjarige leeftijd, André stierf in 1936 en Johan in 1946. In 1948 begon ze weer gedichten te maken, maar nu miste ze zeker de aansluiting, al had het gekund. Deze hoogstbijzondere vrouw stierf in 1969, 93 jaar.

'Gij met uw lege breinen, die slechts kent slechte gedachten en lage ijdelheid. Der liefde verkrachters, in wie niet leeft een kiem van goddelijkheid, verdoemden zijt gij allen, onvruchtbare donkere akkers'

Schrijver: Joanan Rutgers, 24 december 2011


Geplaatst in de categorie: literatuur

5.0 met 1 stemmen 199



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)