Inloggen
voeg je beschouwing toe

Beschouwingen

De ongrijpbare ziel van het vrije Kozakkenvolk

(voor Taras Sjevtsjenko (1814 - 1861))

Jij bent geboren als Taras Hryhorovych Shevchenko op 25 februari 1814 in het dorp Morintsi, provincie Tsjerkasy. Jouw geboortehuis is nu een museum en er is ook een monument voor jouw moeder, wat sterk aan Maria en het Kind Jezus doet denken. Er staat ook de woonhut van jouw opa Yakym Boiko. Jouw oudere broer was Mykyta en jouw oudere zus Kateryna. Jouw vader was de boer Hryhoriy Ivanovych Shevchenko (1782 - 1825) en jouw moeder was Kateryna Yakymivna Shevchenko (1782 - 1823). Zij waren lijfeigenen van de huisbaas Vasily Engelhardt. Jouw voorvaderen waren Kozakken, die tijdens de Kozakkenopstanden bruut werden onderdrukt en net als de meesten tot slavernij en armoede gedwongen. In 1816 verhuisden jullie naar het geboortedorp van jouw vader Kyrylivka, waar op 24 mei 1816 jouw zus Yaryna werd geboren en op 7 februari 1819 jouw zus Maria en op 20 maart 1821 jouw broer Yosyp. De klerk Sovhyr leerde jou grammatica en jij las de werken van de filosoof/dichter/componist Hryhorij Skovoroda, een Kozak, die als een rondtrekkende denker/bedelaar/monastieke kluizenaar leefde.

In 1822-1828 schilderde jij paarden en soldaten. Op 10 februari 1823 trouwde jouw zus en kindermeisje Kateryna met de horige Anton Krasytskyi. Op 1 september 1823 overleed jouw moeder. Op 19 oktober 1823 hertrouwde jouw vader met de weduwe Oksana Tereshchenko, die 3 kinderen had. Zij behandelde haar stiefkinderen en jou in het bijzonder met grote wreedheid. Op 4 juli 1824 werd jouw halfzus Maria geboren. In 1824 reisde jij met jouw vader als koopman naar Zvenyhorodka, Uman en Yelizavetgrad, nu Kropyvnytskyi. Op 2 april 1825 overleed jouw vader als dwangarbeider. Jouw stiefmoeder ging al snel met haar kinderen naar Moryntsi, waar zij vandaan kwamen. Jij ging voor de hoofdklerk Bohorsky werken. Jij was waterdrager, schoolverwarmer, Bohorsky-dienaar, psalmenlezer bij overledenen en student. Jij las in de Oekraïense literatuur en jij werd de langdurige mishandeling van Bohorsky spuugzat. Jij ontsnapte en jij zocht een schildersmeester. Jij werkte enkele dagen voor de diaken Yefrem in Lysianka en in de dorpen Stebliv en Tarasivka.

In 1827 was jij schapenhoeder en ontmoette jij jouw geliefde jeugdvriendin Oksana Kovalenko. Jij hebt haar meerdere keren in jouw werk genoemd en jij hebt het gedicht 'Mariana, de non' aan haar opgedragen. Jij was in Kyrylivka in dienst bij de priester Hryhoriy Koshytsia. Jij reed zijn zoon naar de school in Bohuslav en jij bracht daar appels en pruimen naar de markt. Jij reed ook naar de markten in Burty en Shpola. In 1828 mocht jij bij een lokale kunstenaar gaan studeren. Op jouw 14-de overleed Vasily Engelhardt en werden Kyrylivka en alle inwoners van zijn zoon Pavlo Engelhardt. Jij werd hofknecht op de landgoederen van Vilshana. Op 18 december 1829 zag Pavlo jou 's nachts een portret van de Kozak Matvii Platov schilderen, een held van de Patriottische Oorlog van 1812. Pavlo mishandelde jou en hij gaf jou dwangarbeid in de stallen. Tussen 1829 en 1833 kopieerde jij Soezdal-meesters. Van de herfst van 1828 tot het begin van 1831 was jij bij jouw schildermeester in Vilnius, Litouwen, waar jij o.a. 'Buste van een Vrouw' schilderde. Misschien luisterde jij naar de lezingen van de Armeense kunstschilder Jan Rustem, die professor aan de Universiteit van Vilnius was.

In 1831 ging jij naar Sint-Petersburg en stuurde Engelhardt jou naar de schilder Vasily Shiriayev, die jou vier jaar les gaf. Tot 1838 woonde jij in het Khrestovskyi-gebouw, waar Vasiliy een huurappartement had. In de Zomertuin schilderde jij 's nachts de beelden, zoals dat van de fabulist Ivan Krylov, gemaakt door Peter Clodt von Jürgensburg, de favoriete beeldhouwer van tsaar/keizer Nicolaas I van Rusland, die een enorme geografische expansiedrift had. Zijn biograaf Nicholas Riasanovsky schreef: 'Nicolaas I kwam om de autocratie te vertegenwoordigen, gepersonifieerd: oneindig majestueus, vastberaden en krachtig, hard als steen en meedogenloos als het lot.'. Afgezien van 'oneindig majestueus' is dit ook een exacte beschrijving van de Hitleriaanse dictator Vladimir Poetin met zijn walgelijke oorlog en invasie in Oekraïne. Jij begon gedichten te maken en jij schilderde een portret van Pavlo Engelhardt, getrouwd met Sofia Grigorievna, met wie hij 2 zonen kreeg, de astronoom Basilius en Gregorius. In 1835 ontmoette jij de Oekraïense kunstschilder Ivan Sosjenko, met wie jij bevriend raakte. Hij leerde jou aquarelleren en via hem kwam je in contact met de schrijver Jevhen Hrebinka, de dichter Vasili Zjoekovski en de kunstschilders Karl Bryoellov en Aleksej Venetsianov.

Ivan Sosjenko hielp jou om jezelf van jouw lijfeigenschap te bevrijden en om naar de Kunstacademie van Sint-Petersburg te gaan. Karl Bryoellov verkocht zijn portret van Zjoekovski en van de opbrengst heb jij jezelf op 5 mei 1838 bij Pavlo vrijgekocht. In 1840 verscheen jouw dichtbundeldebuut 'Kobzar' en in 1841 het epische gedicht 'Haidamaky'. In september 1841 kreeg jij jouw derde zilveren medaille voor het schilderij 'De zigeunerin-waarzegster'. Jij reisde naar Oekraïne, waar jij de schrijvers Jevhen Hrebinka, Panteleimon Kulish en Mykhailo Maksymovych ontmoette. Jij was bevriend met de prinselijke familie Repnin. Vanwege de slechte toestand van Oekraïense regio's in het Russische Rijk maakte jij 6 etsen van historische ruïnes en monumenten in het album 'Pittoresk Oekraïne'. In 1845 volgde een album met aquarellen en potloodtekeningen van historische plaatsen, zoals 'De Kerk van de Voorspraak van de Moeder Gods in Perejaslav'. In Oekraïne had jij contact met Nikolaj Kostomarov, professor in de Russische geschiedenis en lid van de liberaal-democratische Broederschap van de Heiligen Cyrillus en Methodius, waar jij ook lid van was. Op 5 april 1847 werden de leden gearresteerd.

Tsaar Nicolaas I las jouw gedicht 'Droom', waarin jij over het slonzige uiterlijk en de gezichtstics van zijn vrouw Alexandra Fjodorovna schreef. Die tics had zij vanwege haar angst voor de Decembristen gekregen. Jij schreef over de slavernij en rampspoed van Oekraïne, jij verheerlijkte de Kozakkenvrijheden en jij minachtte het Keizerlijk Huis. Jij werd in Sint-Petersburg gevangengezet, in de keizerlijke kanselarij aan de Panteleimonovskaya straat (nu Pestelia straat 9) van een geheime politie-afdeling van het keizerlijke regime. Jij werd als soldaat naar het Russische, militaire garnizoen in Orsk, Orenburg, verbannen. Tsaar Nicolaas I voegde eraan toe: 'Onder de strengste bewaking, zonder het recht om te schrijven en te schilderen.'. Je moest van Sint-Petersburg naar Orsk lopen. In 1848 ging jij mee met een expeditie naar het Aralmeer, waar jij landschappen schetste. Na 18 maanden kwam jij met tekeningen en schilderijen in Orenburg terug. Daarna werd jij naar het afgelegen fort van Novopetrovsk op het schiereiland Mangyshlak gestuurd, één van de ergste strafgevangenissen. Daar zat jij 7 verschrikkelijke jaren. In 1851 ging jij mee met een geologische expeditie op Mangyshlak.

In 1857 keerde jij terug uit jouw ballingschap, nadat keizer Alexander II jou amnestie had verleend, maar jij mocht niet naar Sint-Petersburg terug, jij moest in Nizjni Novgorod blijven. In mei 1859 mocht jij naar Oekraïne terug. Jij wilde een stukje grond bij Pekari kopen. In juli 1859 werd jij gearresteerd en beschuldigd van godslastering. Na jouw vrijlating moest jij naar Sint-Petersburg, waar jij aan poëzie, schilderijen en gravures werkte. Ten gevolge van jouw ellendige gevangenschappen en de daaraan inherente ontberingen had jij ziekten opgelopen, waaraan jij op 10 maart 1861 overleed. Jij werd 47 jaar en jij bent eerst in de Smolensky Begraafplaats begraven, maar op 8 mei 1861 ben jij op de Chernecha Hora/de Taras Heuvel/de Monniksheuvel herbegraven. Deze heilige plek ligt aan de oever van de Dnjepr, nabij Kaniv. Jouw vrienden hebben jouw ontzielde lichaam daar vanaf Moskou naartoe gereden. In 1978 heeft de 65-jarige, Oekraïense Sovjet-dissident Oleksa Hirnyk zichzelf op de Chernecha Heuvel verbrand, uit protest tegen de Sovjet-onderdrukking van de Oekraïense taal (Russificatie), cultuur en geschiedenis.


Testament

Als ik sterf, begraaf mij dan
hoog op een oude grafheuvel
in mijn geliefde Oekraïne,
in het grenzeloze steppeland
vanwaar men eindeloos tarweland ziet,
de dalende oever van de Dnjepr,
waar men de woeste rivier hoort brullen
van Oekraïne tot de blauwe zee,
waarin het bloed van vijanden,
dan zal ik deze vruchtbare velden
en heuvels verlaten, laat ik
alles achter, vlieg ik omhoog
tot de verblijfplaats van God
en zal ik bidden. Maar tot die dag
weet ik niets van God. O, begraaf mij
daar, sta op en breek uw zware ketenen,
zegen uw vrijheid met het bloed
van de tirannen. En dan ben je
in de grote, nieuwe, vrije familie,
vergeet niet mijn goede bedoelingen
en onthoud ook mij

Taras Shevchenko

Schrijver: Sir Joanan Rutgers
5 maart 2022


Geplaatst in de categorie: idool

4.0 met 1 stemmen 50



Er is 1 reactie op deze inzending:

Naam:
Truus
Datum:
24 juli 2022
Vier sterren want goed artikel; ik mis de inbreng van Johan d'Aisne op de introductie van S. In het Nederlandse taalgebied. Dan waren het vijf sterren geworden.

Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)