Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen over werk

DE LUIE TOVENAAR

Magister, de meester van toverkunsten, hield helemaal niet van werken. Dat hoefde hij ook niet te doen. Het kostte hem maar heel weinig moeite om te hebben wat hij wilde. Met een enkele handbeweging of zwaai met zijn staf bracht hij een hele maaltijd tevoorschijn. Ook een groot huis kon hij op die manier opeens laten verschijnen.
Op een keer stond hij in het bos, vlakbij een kuil vol modder.
"Laat deze vieze boel een schoon helder bosmeertje worden!" riep hij uit. En dat gebeurde.
Magister stond aan de oever en boog zich over het spiegelende water. Alles wat er in de wereld gebeurde, kon hij vlak onder de oppervlakte zien.
De Eskimo's voeren in hun kano's tussen ijsschotsen door. Sterke negers hakten bomen om, maakten daarmee hun woonhutten.
"Zelf ben ik dol op luiheid," dacht de tovenaar. "De mensen in mijn omgeving zullen ook lui worden."
Een gepreveld woordje; even zwaaien met de handen.
De houthakkers die in het bos bezig waren, lieten bijl en zaag uit hun handen vallen. Daar zaten die mannen op hun gemak, leunden ruggelings tegen bomen.
Even buiten het bos stond een fabriek. Daarbinnen hielden alle mensen op met werken, gingen languit op de vloer liggen.

De houtvester kwam op Magister af.
"Machtige tovenaar, weet u daar meer van? Hoe komt dat meer opeens hier? Waarom willen onze houthakkers niet meer werken?"
"Man, daarover heb ik te beslissen!" snauwde Magister.
De tovenaar pakte de houtvester beet, smeet hem weg.
De houtvester zweefde met een geweldige boog door de lucht, kwam vlak voor zijn huis neer. Gelukkig bezeerde hij zich niet, lag gezond en wel in zijn tuin.
Even later stonden het zoontje en dochtertje van de houtvester naast Magister, bij het bosmeertje.
"Wat hebt u toch met onze vader gedaan?" vroeg het jongetje Karel.
"Nieuwsgierige pottenkijkers!" Magister sprak een vloek uit.
Karel en Wilma, mooie kinderen, werden opeens afzichtelijke monstertjes. Grote kromme neuzen en geweldige flaporen bedekten hun wanstaltig hoofd. Hun handen waren scherpe, kromme klauwen.
Dodelijk verschrikt holden Karel en Wilma weg.
"Die lastposten zullen wel voorgoed wegvluchten en mij nooit meer lastig vallen," grinnikte de tovenaar boosaardig.

Karel en Wilma verscholen zich in het bos. Ze durfden zich aan niemand meer te laten zien.
"Wat zullen pappa en mamma een vreselijk verdriet hebben," maalde het in hun hoofd.

De mensen van de fabriek zaten thuis te luieren. Wat was de directeur wanhopig!
"Nu kan ik niets meer beginnen" jammerde de arme man. "Niemand wil meer voor mij werken. De grootste wanhoop overvalt mij!"

Karel en Wilma lagen die nacht onder een paar dichte struiken. Bibberend en snikkend vielen ze in slaap.
's Morgens strompelden ze moeizaam overeind, liepen radeloos heen en weer.
Maar daar kwam moeder aan, die de hele nacht naar haar kinderen had lopen zoeken.
Karel en Wilma liepen snel naar haar toe.
Moeder schrok ontzettend, huilde, maar sloot toch de kinderen in haar armen.
"Schatten van mij... Wat is er voor verschrikkelijks met jullie gebeurd!? Maar ik houd van jullie, en je blijft toch mijn kinderen."
Radeloos huilend stonden de drie verslagen mensen bij elkaar, niet wetend wat te doen.
Moeder had nog andere klachten.
"Vader heeft gezien dat de houthakkers niet meer willen werken. Ons bos zal daarom schade lijden."
Harder en harder huilden Wilma en Karel.
Tussen de struiken stond de tovenaar, goed verstopt. De smart en het leed van moeder en kinderen brachten zijn hart in beroering.
Hij legde zijn hand op zijn borst, en prevelde een spreuk van verlossing.
De kinderen waren weer zoals ze geweest waren! Een dolgelukkig drietal rende naar huis toe.
Magister wilde naar zijn bosmeertje. Daar had je de gewone modderkuil weer. Ja, het drong tot Magister door dat door zijn edele daad van zojuist zijn toverkracht was verdwenen. En dat was ook op andere plaatsen te merken. Want de houthakkers en de mensen van de fabriek werkten weer flink.

Deemoedig wandelde een oude man naar het huis van de houtvester.
Wilma en Karel speelden heerlijk in vaders tuin.
"Kinderen," begon de grijsaard met een brok in zijn keel. "Kan ik je pa even spreken?"
Na een lang gesprek met de baas van het boswezen kreeg de man een klein, oud huisje onder de eiken toegewezen.
Heel gelukkig verdiende hij zijn brood als bosarbeider en verlangde niets meer.
"Ik heb nu de vreugde van het dagelijkse werk gevonden," dacht hij.
Verder vertelde hij aan niemand dat hij nog altijd Magister heette.
Wel stelde hij de mensen gerust dat de gevreesde, maar luie tovenaar voorgoed verdwenen was, Magister wilde nooit meer iets met tovenarij van doen hebben.

Schrijver: Han Messie
24 november 2023


Geplaatst in de categorie: werk

3.8 met 5 stemmen 138



Er zijn 2 reacties op deze inzending:

Naam:
Ineke Dijkhuis
Datum:
26 november 2023
Een verhaal met een mooie boodschap. Mooi, Han.
Naam:
An Terlouw
Datum:
25 november 2023
Graag gelezen Han, mooi!

Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)