KARMA BOEM
Uilenstede, Amstelveen, begin jaren 90.
Vlak onder de Buitenveldertbaan, waar de vliegtuigen bij westenwind om de tien minuten met donderend geweld landen en overvliegen. Het lijkt wel of ze bijna met hun uitgeklapte landingsgestel de bovenste verdiepingen van de 12-hoog studentenflat kunnen raken.
Het is november. Ik ben een van de weinigen die al is opgestaan op deze ongelooflijk grauwe en trieste zondagmorgen. Donker, motregen, wind, modder en nergens een spoor van geluk te bekennen.
De middenklasse burgertrutjes uit Ede, Zutphen en Hardinxveld-Giessendam zijn in het weekend naar ma en pa met hun zakken vol vuile was en om naar de kerk te gaan en alles schoon te wassen. De alcoholjunkies en gesjeesden liggen nog in bed hun kater uit te ronken in hun stinkende kamertjes.
Ik neem een kop goedkope oploskoffie die smaakt als ontsmettingsmiddel voor gangreenwonden. Suiker toevoegen maakt de smaak bijna nog erger. Ik begin wat te lezen in de weekend-katernen van de Volkskrant, die werkelijk centimeters dik is. Moeilijk, moeilijk. Wie maakt zich druk over het volgebazeld leven van een Franse filosoof die zo te zien op de foto een slechte adem heeft?
Plots hoor ik een doffe plof van buiten. Zoiets als "DOEFFF!", maar je voelt er een lichte trilling bij. Alsof iemand een zak cement op de vloer laat vallen. Het kan in ieder geval geen gevallen engel zijn, want die zijn gewichtloos en zondeloos, en zelfs zonder fatsoenlijk ondergoed zover ik weet, maar ik heb nooit engelen van dichtbij gezien, wel duivelinnen.
Ik kijk naar buiten, denkend dat misschien een oude boom is omgevallen of iets dergelijks. Maar nu zie ik het liggen. Ik kijk nog eens goed en zie een stevig gebouwd lichaam, in spijkerbroek, niet klein van postuur, en dit moet toch wel een vrouw zijn, met haar gezicht naar beneden, gewoon liggend, alsof ze klaarligt voor een rugmassage, op de grond van de binnentuin.
Nu besef ik wat er is gebeurd: ze is waarschijnlijk van de twaalfde verdieping, of zelfs van het dak van de flat gesprongen, en min of meer uit vrije wil, en niet door een ongeluk ligt ze daar nu levenloos, bijna vredig.
Ze beweegt niet, en ik denk: ik heb niks gezien. Ik wil er helemaal niets mee te maken hebben.
Ik bel de politie of de ambulance niet. Er zijn nog 600 andere ogen die haar kunnen zien, maar ik vermoed heel sterk dat ik de eerste en enige ben op dit moment. Ik zit hier ook niet op te wachten.
Mijn eigen leven in die tijd was ook een zware opgave: alleen in de stad, straatarm, geen vrienden of vriendin. Geen seks, geen lol, geen geld, geen toekomst, geen troost, geen liefde. Je staat er alleen voor.
Maar ik kan volhouden en lijden. Je lijkt wel een masochist. Ik werk in een verpleeghuis, vandaar dat ik vroeg op ben, nog voor het licht wordt (pas om elf uur, in november), om door de regen en kou daar de vuile, met diarree besmeurde was op te halen, nieuwe was te brengen, en eten op te scheppen voor bejaarde en demente ouderen.
Het lijkt wel of je daar in een Auschwitz light werkt. De demente mensjes, een schim van hun jongere zelf zijnde, lopen soms halfnaakt door de gangen te dwalen, met hun incontinentie tot op de knieën, tandeloze monden, totaal verdwaald in hun hersenen.
Er gebeuren dingen die je beter niet gezien kunt hebben, zoals de keer dat een van de bewoners op het laatste moment de deur probeerde dicht te trekken, waarbij haar halve hand en vingers werden gekneusd tot ze paars en blauw waren en voor altijd in die stand bleven staan. Of mensen die een spoor van diarree achter zich latend, op zoek zijn naar hun moeder.
Het management, voornamelijk bestaande uit oud-roze homoseksuelen die elkaar goed bedienen qua salaris, houdt zich overal mee bezig, zoals het er bij lopen als een paspop van de Bijenkorf, en zoals het kopen van kunst etc., behalve met de dagelijkse gang van zaken op de afdelingen.
Als je eten ging opscheppen, schoten de kakkerlakken alle kanten op. Achter schilderijen, onder koelkasten, overal.
Dus, laten we zeggen, doom en gloom. Dan kan een doffe dreun in de modder op je vroege morgen er ook nog wel bij.
Ik weet niet waarom ze het niet zag zitten. Het hoeft trouwens niet eens een studente te zijn geweest, besef ik nu. Maar daar ging ik in eerste instantie vanuit.
Ze was niet erg aantrekkelijk, een beetje dik en stevig gebouwd, dus misschien had ze niet veel vrienden. Helaas hebben onaantrekkelijke mensen over het algemeen moeite om veel sociale contacten te hebben. Misschien gebruikte ze medicijnen die haar mentale toestand beïnvloedden.
Misschien had ze iemand nodig die dingen kon relativeren of wat luchtigheid kon geven. Alleen maar dezelfde cirkels in haar hoofd, totdat ze daaraan wilde ontsnappen. Dit is geen schreeuw om aandacht, dit is een definitief statement en persoonlijke aanklacht tegen de hele wereld.
Maar ik ben soms een laffe hond, en ik wil mijn karma schoonhouden, dus bemoei ik me niet met de sores van anderen, die ik toch niet kan helpen. Maar als ik haar gekend had, had ik misschien hier en daar een signaal kunnen oppikken, want ons kent ons, en soort zoekt soort. Ik had haar misschien wat meer laten lachen om zichzelf, en laten inzien dat het leven lang is, en dat er nog van alles kan veranderen.
En niemand heeft dat november-gevoel en de leegte en wanhoop zo treffend beschreven als J.C. Bloem in het gedicht:
November:
Het regent en het is november:
Weer keert het najaar en belaagt
Het hart, dat droef, maar steeds gewender,
Zijn heimelijke pijnen draagt.
...
...
Verloren zijn de prille wegen
Om te ontkomen aan de tijd:
Altijd november, altijd regen,
Altijd dit lege hart, altijd.
Maar we gaan door, want na november komt toch weer, voor de eerstvolgende miljoen jaren, een nieuwe lente, een nieuwe zomer. Dit geeft aan dat dezelfde wereld er in een ander licht opeens heel anders kan uitzien. Gevoelens zijn per definitie tijdelijk van aard, net als pijn. Wie herinnert zich nog de pijn bij het stoten van je teen, of enorme kiespijn? Er is verrassend weinig herinnering aan.
Maar je kunt niet via de ratio dingen aan de emotie uitleggen, andersom soms wel.
Oké, ik moet nu ophangen, ik ben weg, doei!
... Een waargebeurd (90%) verhaal over hoe jonge mensen vaak geen uitweg zien, terwijl ze in feite een leven voor zich hebben, en er nog veel kan veranderen, maar niet natuurlijk als je in het openbaar een daad doet die niet meer is terug te draaien.
Ik onderschat niet innerlijke pijn en wanhoop, het gevoel van leegte en uitzichtloosheid, door bijvoorbeeld falen, of sociaal isolement, of simpelweg een psychose. ...
Geplaatst in de categorie: eenzaamheid