Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen over afscheid

TOT ELKAAR KOMEN

-----------------------------------------------
TOT ELKAAR KOMEN
-----------------------------------------------
De vogels in de bomen fluiten het concert des levens. Ik parkeer mijn auto voorzichtig op de weinig gebruikte, met mos begroeide parkeerplaats voor het bejaardentehuis, maar toch hoor ik een krak. Ik stap uit om te kijken wat ik geraakt heb, maar kan niets vinden.
Oh well, een krasje meer of minder kan er ook nog wel bij (op een auto zo vol krassen mist men één of twee krasjes niet)

Waarom jubelen en kwinkeleren de vogels zo extatisch hun elastische en overdadige toonladders? Ik heb al zo veel lentes meegemaakt, maar ben altijd rustig gebleven, want je weet: er komen er toch nog zo veel meer. Als het goed is. Áls het goed is.
Omdat het leven van een vogel kort is, maar heftig: ei - broeden - nest - vliegen - vallen - maatje zoeken - eten - eieren - dood. Vogels leven in het nu, de mensen leven met één been in de toekomst. Vogels leven van wormen en zaadjes, de mens leeft van brood en aardappelen en hoop, ik zou zeggen nog meer van hoop dan van aardappelen.
Maar het leven van een mens is lang, daarentegen is het leven van de gemiddelde vogel schrikwekkend kort en bondig.
Zo zijn er soms tijden dat je denkt: er komt geen eind aan, wanneer komt er nu eens een eind aan deze draaimolen en kan ik weer uitstappen in het naamloze publiek? Ik word een beetje draaierig van alles en wil gewoon rust.
Zoals mijn vader die hierboven woont in een kamer in een rusthuis met uitzicht op zijn verleden en de lange Hollandse hemel.

Ik ga op bezoek bij hem, na lange tijd, eigenlijk zie ik er altijd tegenop.
Is het vanuit beleefdheid, plichtsbesef, dankbaarheid dat ik uiteindelijk ga? Diep in mijn hart zou ik eindelijk eens dat oud zeer willen oplossen. Een verklaring, een vergeving, een blessing krijgen van de ouwe. Maar nooit zal het gebeuren. Niet in dit leven in ieder geval.

Ik wil lucht, ik wil dit zware blok uit de weg en alles goed maken. Alles weer goed maken. "Alles weer goed maken," mompel ik als een mantra, terwijl ik door de muffige gangen en schuifdeuren loop van het bejaardentehuis, waar deze oude landarbeider geparkeerd is door de samenleving en de rest van de familie. De ruimtes ruiken naar doorgekookte bloemkool en urine, gemengd met wrijfalcohol en heet gewassen lakens. En oudemensenlucht, die ze uitwasemen door tandeloze monden en afzakkende broeken.

Er hangt kunst aan de muur en de zusters zijn allemaal gekwalificeerd, dus ze weten hoe ze het aan moeten pakken. Daar zijn procedures voor, weet je.
Maar voor sommige dingen zijn geen procedures, je moet het zelf maar uitdokteren met trial and error, heel veel trial and error, zou ik willen zeggen. Maar het is vanuit een goede intentie dat ik hier naar hem toe kom. Omdat hij er ook niks aan kan doen. En ik ook niet, dat ik zo ben.

Het is duidelijk: sommige auto's rijden rechtstreeks vanuit de showroom tegen een boom zichzelf total loss, andere auto's worden na dertig jaar trouwe dienst voor de laatste keer in de garage geparkeerd, waar ze als oldtimer nog wat napruttelen over hoe anders en meer onbehouwen vroeger alles was.

Nu, daar gaan we dan: de huisartspost, de rollators en rolstoelen, het trage routine van eindzorg en eindes. Ook: je mag blij zijn dat je in Nederland woont. In andere landen heb je dat. . . enz.

Hij was opeens zo veel ouder geworden. Wat direct opviel, was de manier waarop hij liep, als een langzame monnik, gekrompen als in een te hete was, zijn gezicht door een piepende wringer van pijn en ouderdom gehaald. Dit is wat het leven met je doet, mensen.
Voor de rest kan hij alles, maar hij wordt wel te dik. Zijn vrouw, mijn moeder, kookte vroeger nogal vet, maar dat werkte je er ook weer af, door hele dagen te zwoegen op het land door weer en wind. Ik had al gezegd dat je zo diabetes en slechte tanden krijgt, maar ik wil ook niet elke keer een hopeloze discussie hebben.

De krassen in de leren fauteuil waarin hij zit bij het raam, als op de uitkijk. De krassen zijn afkomstig van de nagels van mijn hond die mijn leven een hondenleven jaar begeleid heeft, terwijl het niet eens een geleidehond was, maar een witte smurf van gemixt allooi. Het dier is al jaren overleden, maar zijn sporen heeft hij achtergelaten. Ook voor hem was het destijds zijn favoriete fauteuil, gek genoeg, niemand weet waarom. Tot uiteindelijk deze stoel ook onderaan de flat gezet wordt op een mistige maandagmorgen. Zeer waarschijnlijk dat die taak mij dan toevalt.

Door deze gedachte, die zo vanzelfsprekend en onverwacht bij me opkwam, besef ik iets wat nooit besproken kan worden, omdat het te praktisch is, en tevens moet je altijd positief blijven denken, zelfs als je de doos van Pandora al bijna leeggekieperd hebt.

Je laatste jaren, heel veel dromen, schaamte, geheimen die nooit worden opgelost: ze gaan geruisloos de wereld uit zonder nog een kik te geven. Veel zaken worden onafgehandeld ter aarde besteld. Life goes on, weet je. En dat is maar goed ook, uiteindelijk.

"Je kan beter één ding goed doen dan drie dingen half!" zei hij plechtig en met zekere toon, zo uit het niets alsof het een revelatie van boven was.

Mijn vader zette een fles Jägermeister op tafel en schonk met bevende hand twee glaasjes. Het was duidelijk dat hij lang en grondig wilde praten. "Dit lust je toch wel, hè?"
Ik wees de borrel uit beleefdheid niet af, maar eigenlijk ben ik zelf geen drinker van nature. Als ik drink, stroomt opeens alle energie uit mijn lijf, ter hoogte van mijn knieën. Het lijkt wel of ik daar een aura-lek heb.

"Weet je dat ieder sigaretje je leven één minuut korter maakt, wist je dat, jongen?" zei hij, kijkend naar hoe ik een shaggie draaide. Hij was er zelf cold turkey mee gestopt, al zo'n dertig jaar geleden, nadat hij erg zware griep had gehad. "Het smaakt me opeens niet meer," zei hij toen. "Ik snap niet dat mensen blijven roken, het heeft alleen maar nadelen en meer niet. Bovendien kost het nog geld ook. "

"En op het laatst ontmoet je plotseling je einde omdat iemand op de verkeerde weghelft rijdt op nieuwjaarsnacht," repliceerde ik grimmig-grappig, waar ik gelijk spijt van had vanwege het felle sarcasme. En het ergste was nog: ons nichtje was destijds op deze manier uit het leven gerukt, een geval van een dronken rijder en geen autogordel en slechte timing c. q. het noodlot.

Maar gelukkig hield hij meestal zijn goedbedoelde preken voor zich, ook al keek hij er altijd afkeurend en, meer eigenlijk, bezorgd bij, toen ik mijzelf ontpopte en uitgroeide tot een verstokte kettingroker.
Maar dat komt door de zenuwen van het moderne leven, zeg ik altijd. Een gelukkige roker is geen onruststoker. Oftewel, als er genoeg sigaretten waren, destijds in 1917 in Rusland, was de opstand van het proletariaat waarschijnlijk met een sisser in de asbak afgelopen.

(Het was een tijd van melk en honing, de jaren na de oorlog, maar ook een tijd van werkloosheid en wederopbouw. Mijn vader was landarbeider en we hadden het nooit breed, maar er was altijd een gevuld bord met eten op tafel, en dat voor zes man. In ons dorp kende iedereen elkaar en er was een sterke sociale controle oftewel iedereen hield elkaar in toom, om dicht bij elkaar en Gods Woord te blijven. In mijn jeugd leek alles eenvoudig en overzichtelijk, maar dat was natuurlijk slechts een kinderlijke illusie.

Ik groeide op in een klein huis aan de rand van het dorp, omgeven door weilanden en akkers. Mijn vader werkte elke dag van zonsopgang tot laat in de middag, en mijn moeder zorgde voor het huishouden en voor ons, de kinderen. We waren met z'n vieren: mijn zus, twee jongere broers en ik, de eerstgeborene, dus ik liep nog risico, ook.

Ik herinner me de zomerdagen waarop ik samen met mijn broer door de velden rende, de geur van drogend hooi en de geur van de aarde en het kruid dat er op groeide.
Mijn vader leerde me alles wat nodig was, o. a. het slachten van kippen en hoe knopen te leggen, alhoewel hij niet al te veel geduld had.

Mijn vader was een strenge, maar rechtvaardige man. Hij geloofde in hard werken en eerlijkheid.
Hij had weinig geduld voor luiheid of leugens en kon streng zijn als we iets verkeerd deden. Maar ik wist dat hij het goed bedoelde, dat hij ons wilde voorbereiden op wat ons te wachten stond.
Mijn vader overleefde een hartaanval, maar hij was niet meer dezelfde man. Hij was fysiek zwakker en moest stoppen met werken. Dit had een enorme impact op mijn vader, ooit de sterke man des huizes en enige kostwinner die een geheel gezin onderhield met zijn rug, hij had het hier moeilijk mee en werd humeurig en in zichzelf gekeerd.)

Ik was druk bezig in mijn hoofd een snedig antwoord te verzinnen, toen hij plotseling stopte met praten. Alsof een compleet ander persoon voor me zit, slaat hij zijn handen voor zijn gezicht en barst uit in een diep, bijna dierlijk gehuil. Ik schrik van deze plotselinge verandering en roep: "Wat? Wat is er? Heb ik iets gezegd? Wat is er aan de hand opeens?"

Hij antwoordde met veel horten en stoten: "Ik wilde. . . altijd. . . zeggen. . . maar het kwam er nooit van, ik wil. . . ik moet. . . iets zeggen tegen je."
Ik schrik van deze plotselinge verandering en weet niet goed wat ik moet doen. Ik sta op, leg mijn hand op zijn schouder en probeer iets troostends te zeggen, maar de woorden blijven steken in mijn keel. Wat kan ik zeggen ?

"Ik ben zo kapot, jongen," stamelt hij tussen het snikken door. "Ik heb het allemaal zo verkeerd gedaan. Ik wilde je alleen maar het beste geven, maar ik wist niet hoe. Ik was zo boos, altijd maar boos. . . "

"Het is oké, pa," zeg ik zachtjes. "We hebben allemaal fouten gemaakt.
Hij knikt langzaam, terwijl hij me wegduwt, want hij wil zich niet laten kennen, zijn oude trots natuurlijk.

Het was een klein gebaar, maar het is gezien en ik begreep het, een man kan niet en wil niet huilen ten overstaan van zijn kinderen, tenminste niet deze man die mijn vader is.
Ik keek verbijsterd naar hem die afwerende gebaren maakte en zijn gezicht in een rode zakdoek begroef, al snotterend.
"Wilt u wat water drinken?" vroeg ik onhandig, als een eerstejaars verpleegster op haar eerste dag.
Ik wist niet wat verder nog te doen, dus ik stond op van mijn stoel en verliet de kamer. "Ik ga even naar buiten roken, pa. "
Het beste leek me om hem even met rust te laten.

Buiten vroeg ik mij verbijsterd af wat ik gezegd kon hebben dat hem zo getriggerd had. Nog nooit had ik mijn vader zo hartverscheurend, zo existentieel zien huilen, de opgekropte tranen van een stugge volhouder en binnenvetter, waar de dam uiteindelijk openbarst na jarenlang sijpelen in de onderlagen.
Alles is hoekig en bonkig van binnen, dus het komt er ook hoekig en bonkig uit.

Ik had wel een vermoeden natuurlijk. Ik probeerde de wereld vanuit zijn perspectief te zien, in zijn schoenen te staan.
Zijn gezondheid wankelde, zijn zorgzame en begripvolle vrouw was overleden. Zijn kinderen die zelden de moeite of tijd konden vinden om hem te bezoeken, want, oh, zo'n druk leven dat ze leidden.
Zijn kinderen die onderling niet met elkaar praatten, gescheiden als olie, water, hout en vuur. Hoe bestaat het dat broeders en zusters zo'n verschillend karakter en levensstijl hebben, zo'n verschillende levensopvatting?

Met een schrabber als stropdas ging mijn vader naar de paaskerk om een broodje geloof uit de muur te trekken. Maar of hij echt gelovig was? Het was, denk ik, meer om erbij te horen, om werk en inkomen en een klantenkring te hebben. Want zo ging dat in die tijd: alle geloofsgenoten deden hun nering bij de geloofsgenoten van dezelfde gezindte.
Dat denk ik dat het is: aan het eind van zijn leven is dit het schamele resultaat van al zijn inspanningen en goede bedoelingen: totale chaos en onbegrip en liefdeloosheid overal. Alles opgeofferd, altijd gezorgd voor volle borden op de tafel, in de fotoalbums is geen bewijs te vinden van een dissonante familie, alsof de perfecte misdaad perfect in scène is gezet.

Ik weet nog dat hij de laatste jaren probeerde om via geld zijn kinderen te verleiden om meer op bezoek te komen. Hij stopte ze dan "benzinegeld" toe voor de moeite, maar om het precies eerlijk en calvinistisch correct te houden, moesten de andere broers en zusters ook dezelfde "vergoeding" krijgen. Iets wat hij, woord bij daad houdend, ook daadwerkelijk zo deed. Maar dat veroorzaakte nog meer onderlinge haat en nijd.

Het was al tegen tienen in de avond toen ik in mijn auto stapte. We hadden nog over koetjes en kalfjes gepraat, alsof er niets gebeurd was. Het werd zelfs nog gezellig en de fles ging helemaal leeg, dat heeft misschien ook danig meegeholpen. En toen was hij plotseling moe, doodmoe. En ik ook.

De verpleegster kwam herhaaldelijk medicijnen brengen en een spuit toedienen. Ik wist niet eens dat mijn vader zo ernstig insuline nodig had (dan zal ik het later ook wel krijgen, DNA en zo). Ik kan het echter accepteren alsof het een cadeau is dat je niet mag weigeren. Met het goede moet je ook het kwade nemen. Ach, je kunt er tegenwoordig honderd mee worden, zeggen ze. In theorie dan toch zeker, mits je dit en dat, en zus en zo.

"Wanneer kun je weer komen?" Alsof ik een zeer drukbezet belangrijk leven heb, waar familiebezoek tussen de vele belangrijke verantwoordelijkheden met veel moeite in de agenda moet worden geprikt. Het is niet waar, maar dit is beter dan de waarheid.

"Ik denk nog voor de kerst. "
"Oh, ja, dat is in november of zo?"
Ik knik van zeker en vast en dat het al gepland is als een APK. "IJs en weder dienende, ja, dan kom ik weer. "
"Kijk je goed uit op de weg jongen, daar bij Rotterdam rijden ze als gekken van alle kanten op die rotondes. "
"Ja, dat weet ik pa. "

Ik gaf hem een hand. Zijn nog steeds eeltige handen, die in de grond hebben geklauwd zonder klagen. Moet je dankbaar zijn als je niet in staat bent tot echte liefde, maar in ieder geval dank kunt tonen?
Ik deed nerveus met autosleutels en tassen ondertussen, en sloeg uit opgelatenheid een joviale ouwe-jongens-krentenbrood toon aan tegen mijn vader, deze oude man.
Ik keek instinctief nog eenmaal achterom, en plotseling besefte ik het.
In de auto moest ik even slikken, en onderzocht het besef. Ik zei tegen mezelf dat het gedachtespinsels en illusies waren, volgens de logica sloeg het nergens op. Maar ja, er is meer dan logica. Veel meer.

Er stak een plotselinge avondstorm op, de lucht betrok met onweerswolken. Terwijl ik wegreed van het parkeerterrein, zag ik in mijn ooghoeken blauwe flitsen in het zwerk die me wegjaagden en opjaagden, weg naar de snelweg. Ik zette de beuk erin, liet de motor overuren maken en uitrazen en alles achterlaten, als een redeloze vlucht naar voren.

Takken van populieren waaiden over de weg, lagen soms als onverwachte nesten in bochten. Uit het niets vloog een laagwiekende donkere vogel recht op mij af.
Als een op scherp staande frontsoldaat dook ik weg. In een reflex stak ik mijn hoofd tot bijna onder het stuur. Een harde bons op het blik, de vogel had de ruit en het dak geraakt en viel achter me, lam fladderend in het donkere water van een sloot, zoals ik nog net in mijn spiegel zag gebeuren.

Een dikke ster in mijn ruit die zich uitrekt naar alle kanten met uitlopers naar alle kanten. Het is een teken dat zich schrijft in de materie. Een barst in de dagelijkse helderheid. Ja, ik wist het al. Nu maar zorgen dat er niets meer gebeurt. Maar ik weet, dit gaat niet over mij.
Ik weet heel goed waar dit over gaat.

De ruitenwissers aan. Schoonvegen alsof er niets gebeurd is. Alles schoonvegen. Helder zicht. Geen schade. Niks gebeurd. Niks aan de hand. Kan gebeuren. Wat is dit?!
Ik sloeg met mijn vuisten op het stuur en zette het op de vlucht. Als ik eerder was weggegaan, dan was dit niet gebeurd. Als ik langer was gebleven, ook niet.

Maar waarom wilde ik met alle macht daar weg? Ookal weer?
Waarvoor ben je eigenlijk altijd op de vlucht? Waarom ben je uit je geboortedorp weggegaan? Om het te maken? Om te studeren?

Wat is het excuus? Ja, het is schaamte. Schaamte voor wie ik eigenlijk echt ben. Voor wat ik niet kan waarmaken. Voor dat de leugen wordt ontmaskerd. Wegwezen.
Maar je kunt nooit weg. Dat is de reden van alles. Ja, een krasje kan plotseling uitscheuren tot een ster met uitlopers tot in de verste hoeken en alles verbrijzelen. Komt omdat alles onder spanning staat, zonder dat je het weet. Je vader begrijpt het ook. Alleen jij nog niet, jongeman. "
Oké, je leeft nog, niks aan de hand. Immer geradeaus zum an das Haus. Of zoiets, erg grappig ben je. Je had ontzettend dood kunnen zijn, nu.
Door zo'n schrikvogel.
Waarom gaat dat beest's nachts nog vliegen? Vogels horen op hun nest te blijven.
Blijf toch in je sloot of boom, whatever, zitten en begeef je niet op de snelweg. De snelweg is voor grote mensen, die verantwoordelijkheid kunnen dragen en koplampen hebben die precies goed staan afgesteld.

Oké, alles is weer rustig. Gebeurd is gebeurd. Sigaretje, sigaretje, muziekje, een praatprogramma, nog beter, plaspauze. Even de benen strekken. De razende auto's op de snelweg, staar ik over de akkers met suikerbieten en de zware klei, die nog donker en vers is van het ploegen.

De auto stond tikkend af te koelen en de wind blies ijskoud over mijn bezwete rug. Hier was het zo desolaat dat je alleen maar terug de snelweg op wilde. Je bent alleen met jezelf, zonder pleisters of wattenbodem, alleen maar een ijskoude wereld en een pure eenzaamheid waar niet mee te marchanderen valt.

Niets om aan te hechten, geen aangrijpingspunt. Geen droom of fantasie blijft hieraan kleven. Daarom kun je het in de kunstmatigheid van steden jarenlang volhouden zonder je te vervelen, dat wil zeggen, het echte probleem ontwijken en jezelf verdoven in alle heisa en poeha.
Het punt is dat de meeste mensen, de mens, niet weet wat hij moet doen. Met zijn leven, met zichzelf.
"Maar. . . oké. Oké," zei ik. "Oké, goed. . . "

De auto zoemde over het asfalt, ik was helemaal alleen op de weg. De maan kwam links van mij achter de zwarte wolken tevoorschijn, als een blauwe schijnwerper over de loopgraven. Waar je ook bent, de maan is overal, maar geeft geen warmte, het is een koude en harteloze zon.
Ik houd van autorijden in de nacht, het is alsof je alleen op de wereld bent, een held met een missie. Mensen die alles voor elkaar hebben zitten nu rustig thuis en hoeven nergens heen, want ze zijn er al. Maar ik ben er nog niet, ik ben onderweg.
"Zoals de wolken langs de maan glijden, glijden de generaties door de tijd. Van donker tot licht tot weer donker in de verte. " Dit was één van de gedachten die bij hem opkwam, in de helderheid en eenzame klaarheid van de nacht.

Maandag 15 maart 1999 begon als een gewone dag, routine en sleur zoals altijd. Jawel, werk geeft structuur en zin aan je leven. Anders ga je alleen maar denken en malen en drugs gebruiken en zo.

Lusteloos en met een dof gevoel stond ik die morgen op. Ik wijtte mijn lusteloosheid aan een slechte nachtrust en het grijze weer. In tegenstelling tot anders smaakte de ochtendkoffie niet, het was alsof ik door een zompig moeras liep, wanneer ik me bewoog.
Tijdens de koffiepauze op het werk had ik geen zin in praten of de normale grapjes met mijn collega's. Ik dacht dat het waarschijnlijk de eerste voortekenen waren van een opkomende lichte griep of verkoudheid.
Wat ik niet wist, is dat het inderdaad voortekenen waren, iets wat mijn lichaam wel wist, maar mijn bewuste geest nog niet.

Ik ging, toen ik 's middags klaar was met mijn werk, niet naar de stad, iets wat ik gebruikelijk wel deed, omdat ik nog steeds vrijgezel was en op mijn kleine huurkamertje niets had om naar toe te gaan, behalve de hele avond verveeld en gepikeerd tegelijkertijd naar domme tv-programma's te kijken.

Maar deze keer ging ik rechtstreeks naar huis, onderwijl nog steeds in de onbestemde sombere stemming, die de hele dag had overheerst.
Ik zat peinzend op de bank, alsof ik in de wachtkamer zat van een kliniek voor moeilijk te diagnosticeren ziektes, en ik elk moment opgeroepen kon worden, compleet gestript en gescand door een team bezorgd kijkende professoren.

Daar ging de telefoon, nog een ouderwetse, met een koperen draadje naar de buitenwereld toe. Het was mijn zus, die anders eigenlijk nooit belde.

"Ga even zitten," zei ze, "ik heb nogal slecht nieuws. "

Ik hoefde haar niet eens uit te laten praten, want ik wist het: mijn vader was overleden. Het hoe en wat en de precieze details, daar gaat het eigenlijk niet om, maar je hoort het aan, als een soort troostend stemgeluid. Dat was het dus. Het is eigenlijk wel zeker dat er een connectie bestaat, die materie en wetenschappelijke kennis tot nu toe overstijgt. Ik wist dat altijd al, zoals iedereen, die een beetje gevoelig is, wel beter weet.
De dag dat ik hem destijds voor het laatst zag, wist ik het al, alleen het logisch verstand kan en wil dit niet geloven. De zwarte vogel in de late avond die recht op me af vloog. De schuivende wolken onder een blauwe stormmaan. De somberheid en het idee dat er iets is, maar je weet niet wat precies.

De begrafenis was kort en sober. De broers en zus en ikzelf kwamen nog één keer bijeen, om de schamele erfenis te verdelen. Ik kreeg een eikenhouten kast en een leren fauteuil met krassen toebedeeld.

Geen gevonden verlossing, geen gezochte oplossing.
-------------------------------------------------
NAWOORD:

Je hoeft de verantwoordelijkheid niet op je te nemen voor het falen van je ouders, de pijn van je jeugd. Je hoeft de verantwoordelijkheid niet te dragen, je hoeft de schuld van de wereld niet op je te nemen. Je hoeft niets te verbeteren aan niets.

Je kunt geen woorden op de wereld leggen en zeggen: dat is de werkelijkheid, want er is zoveel meer wat niet beschreven is of onder woorden is te brengen. De werkelijkheid doet zijn eigen ding. Zij gaat door, met of zonder jou. Stopt de wereld als je dood bent?

Je bent niets anders dan een zelfverzonnen narratief. Je hebt wat vage dromen en verwachtingen, die ooit je nieuwe ik gaan vormen, maar worden steeds meer bijgesteld naargelang de tijd vordert.

Alles wat gebeurd is, onthoud je en je houdt het onbewust vast met al je kracht. We ruilen de ene halve oplossing voor een iets betere halve oplossing. We jagen gewoon een andere, nieuwe illusie na. Als in: wachten op Godot: hoop tegen de stroom in, is dit alles wat we hebben.

Je kan nooit het verlangen volledig vervullen. Soms heb je een heel leven nodig om te kunnen zeggen wie je bent.

Ondanks dat het lijden universeel verspreid is over de mensheid, lijdt iedereen aan eigen drama’s en op eigen manieren.

Het leven is in feite voor de mens een staat van niet-zelfmoord.

Geloven, ideologieën, idealen zijn allemaal illusies en zijn uiteindelijk niet bevredigend, omdat ze niet het antwoord zijn op de leegte.

Maar men kan tijdelijk iets vinden om het leven de moeite waard te maken, een ‘verdedigbare illusie’ die geen oplossing is voor de leegte van het zwijgende universum, maar wel een manier kan zijn om er mee om te gaan.

-----------------------------------------------

... VOORWOORD:

Ik heb dit geschreven als een compositie van vrolijke tonen van hoog tot laag, maar ook met een dreigende onderliggende constante bastoon. De bedoeling was dat het geheel meer wordt dan de delen, en een breed palet van kleuren en tonen oproept.
Ik gooi hier met emmers tegelijk melodrama, als in een goedkope Hollywoodfilm, een barokke schets van het dagelijkse leven.
Toen ik hier mee bezig was, in één lange flow, had ik bepaalde elementen misschien nog verder moeten uitdiepen, maar toen was de stoomketel leeg. Op een gegeven moment raak je je inspiratie kwijt en dan kost het moeite om de juiste toon weer op te pakken, om de sfeer van de oorspronkelijke flow te vangen, zonder dat het uit de toon valt.
Die flow is wel heerlijk wanneer het er is, en lang gezocht, soms. Ik moet nog wel even SOSA toepassen, oftewel Schrappen - Opschonen - Sterker Maken - Aanvullen -, ook wel editen genaamd.

Dit is niet alleen een verhaal, maar een weerspiegeling van de complexe relaties en gevoelens die we allemaal kennen. De zoektocht naar verzoening met je ouders en het leven zelf is lang. ...

Schrijver: Simon K., 22 juni 2024


Geplaatst in de categorie: afscheid

4.6 met 9 stemmen 20



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)