Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

Het was geen leugen.

Het was geen leugen toen ik je vertelde dat ik van je hield.
Ik meende het, en geloofde er nog in ook, hoe naïef ik ooit toch was. Ik hield van je, maar de waarheid was, dat jij het niet zag. Of niet kon zien, het is maar net hoe je het bekijkt. Mijn schuld was het wel, dat wist ik. Je ogen spraken boekdelen over het cliché houden van, dat je zag in de films die je altijd met mij wilde zien. Het deed je niets dat ik in slaap viel, net naast je schouder, zoals het níet hoorde. Al had ik natuurlijk niets te klagen, je had me lief, op je eigen manier dat wel. Dezelfde als duizend anderen vóór jou, maar je maakte het eigen. Ik klaagde dus ook niet en liep mee in je fanfare, waarin je iedereen vertelde hoe gelukkig we wel niet waren. Niet waren.

Al was ik de enige die het zo zag, toch hield ik wijselijk mijn mond. - Dacht ik, want erg slim bleek het later niet te zijn. - Het brak me, al zijn we daar nog lang niet aangekomen. De optocht leek jaren te duren, maandenlange carnaval – verkleed, als iets of niets, maar nooit als mezelf. Daar ik dat nooit echt erg vond, aangezien mijn zelfbeeld op dat moment ook niet groots was. Óók, als in nu. Als je me nog volgt. Ik niet, geloof ik, maar die hoop heb ik dan ook lang geleden opgegeven. Net als ik ons op gaf, de dag dat je me liet zitten. Of staan eigenlijk, de bankjes in het park zaten immers al vol met verliefde paren en de tortelduifjes vlogen van tak naar tak. En ik voelde me bekeken, daar ik ondertussen wortel stond te schieten, tussen de wilde rozen, net naast het pad. Want dat was romantisch, zei je. Ik leerde toen wel, waarom rozen doornen hebben. Daarom. Om het er nog even in te wrijven, of prikken. Wat jij wilt, want uiteindelijk ging het altijd zo. Ik volgde je – struikelend, tot bloedens toe en toen niet meer. Ik stopte en jij ging door. Door en door, altijd maar door. En uiteindelijk wist je me toch mee te krijgen, zoals dat iedere keer ging.

Nee zeggen kon ik niet, en ik zou het ook nooit leren, wist ik toen al. Moeite had je niet hoeven doen, nooit niet. Wijl ik achter je aanslofte, hoefde je slechts af en toe om te kijken. Ademde ze nog? Ja, nou dan was het goed. Soms kreeg ik een vertederende blik toegeworpen en ik trapte erin – uiteraard. Ik had ook geen ogen in mijn achterhoofd en had haar blonde haren niet zien deinen op de wind. Later besefte ik, dat die schelle lach van haar geweest was. Ze lachte me uit, en niet eens recht in mijn gezicht. Ik vroeg me af of ik daar nu blij mee moest zijn of niet. Ach, waarschijnlijk had het ook niet uitgemaakt, ik was moe en tegen stralende blauwe ogen had ik toch niet opgekund. Ik was er vast in verdronken. Nu wenste ik me dat het zo geweest was. Als ik het zou kunnen overdoen, als, als.

Maar voor als is het te laat. Waarom ik me toen heb laten overhalen, geen idee. Mocht ik het al overhalen noemen, want een gesprek hebben we nooit gehad. Jij praatte en ik luisterde. Of iets wat daar op leek, je zag het verschil toch niet en als iemand mijn plaats zou hebben ingenomen dan, – dan was ik gelukkig geweest, maar dat was niet wat ik bedoelde eigenlijk. Wat ik wilde zeggen ben ik alweer vergeten en het is ook maar beter zo. Je zou me toch niet horen en ik betwijfel of je had geluisterd bij het toeval dat je toch iets opgevangen had. Ik denk van niet, maar ik neem het je niet kwalijk, liefste.
Ik hield van je, maar nu niet meer.

Schrijver: Amy, 23 maart 2006


Geplaatst in de categorie: eenzaamheid

3.2 met 6 stemmen 997



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)