Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

Simon

De regen viel als zware kettingen uit het zwart van boven. Er was geen mens op straat. Enkel de katten keken met lichtgevende ogen vanonder geparkeerde auto’s vandaan; arglistig alsof ze elk moment als een schicht naar je gezicht konden springen om repen uit het vlees te krabben met een snelheid die zelfs een professionele bokser niet zou kunnen nadoen. Er zou een volle maan hebben geschenen als niet iemand een inktpot had leeggegoten in de lucht, tenminste zo leek het. Het was de zwartste nacht uit Simon’s leven. En niet slechts omdat toevallig deze nacht een stroomstoring de hele stad op het ouderwetse gevoel van kaarslicht en bordspellen had aangewezen.

In zijn hoofd rinkelde een bel, als van een telefoon, zo een bakelieten. Simon kende het geluid. De afgelopen tien jaar hield het hem uit zijn slaap, maakte het dat hij moest wandelen tot de zon weer opkwam. Pas dan kon hij terug naar huis om te slapen, wat hij dan ook deed. Een diepe droomloze slaap. Maar als de zon onder was liep hij, elke nacht nieuwe straten kiezend. Nu was Rotterdam gelukkig een grote stad met veel straten. Hij had zich eens over de kaart gebogen om routes uit te stippelen; duizend verschillende wegen om van en weer naar huis te gaan, als de blaadjes van een anjer.

Ondanks zijn zware regenjas was Simon doorweekt en drong de koude regen tot diep in zijn botten die langs elkaar leken te schuren bij elke stap. Zoals hij daar liep, de eenzame zwerver, helemaal alleen, zijn handen in de jas gestoken, was het alsof de stad hem had opgenomen in het straatbeeld. Je zou hem niet hebben gezien, zoals je de prullenbakken of lantaarnpalen niet zou hebben gezien.

Uit een kroeg op de hoek van de zoveelste nieuwe straat en singel kwam een dronkeman gestruikeld een warme gloed van olielamplicht en de typische geur van bier en tabaksrook met zich mee torsend. Hij liep ruw tegen Simon op, maakte daarbij een groot gebaar en een op amicale wijze ruim excuus. Zoals de dronkeman betaamd liet hij het niet na Simon te vragen een borrel met hem te drinken, op kosten van Simon zelf uiteraard. Hij wist nog wel een kroeg waar ze tot laat nog schonken. Simon antwoordde de man met een directe slag op de kaak. De dronkaard klapte achterover, schampte met zijn hoofd langs de massieve rubberen bumper van een oude Volvo.

Bloed stroomde als een donkere aureool rond het hoofd van de man. Voor hij het besefte stond Simon met zijn laarzen in de plakkerige vloeistof die het meest deed denken aan ruwe olie of suikerstroop, maar dan dunner. Hij wist precies hoe snel bloed door water kan bewegen, hoe vlug een paar druppels kunnen vloeien tot een plas. Korter dan een moment stond hij in de doucheruimte, op de grond de meester met boven het oog een gat waaruit liters gutsten. Om hem stonden vijf jongens met benen van elastiek, lijkbleek trillend.

Luid schreeuwende mannenstemmen en vijf schoten verjoegen de katten onder de auto’s vandaan. Simon voelde een warmte in zijn buik dringen samen met mokerslagen op zijn borst.
Amber nam zijn hand en kuste zijn vingers. Hoelang geleden was het dat hij Amber had gekust, vijftien jaar, twintig? Ze wenkte hem haar te volgen, weg van de doucheruimte, weg van meester Vincent. De bakelieten telefoon viel tussen zijn slapen vandaan, op de tegels van de doucheruimte en brak in scherven kapot.

Schrijver: Gino Morelli, 10 november 2006


Geplaatst in de categorie: literatuur

3.6 met 5 stemmen 473



Er is 1 reactie op deze inzending:

Naam:
Ep Meijer
Datum:
14 november 2006
Leuk gedaan. Wel erg veel overbodige bijvoeglijke naamwoorden. Voor wie zet je er ze neer, voor jezelf of voor de lezer? Schrijven is schrappen.

Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)