Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

Weidum

(voor Nynke Laverman)

Het is hoog tijd. Levensdronken en stuurloos struin ik door de dikke mistflarden, die over de sompige weilanden hangen. Met mijn groene laarzen bagger ik door de wegzakkende aarde. De kreten van meeuwen en kieviten dringen tot mij door en bieden mij houvast. Aan alle kanten sla ik de boze boeren met hun vervaarlijke rieken en luchtdrukgeweren van mij af. Vijandige drones scheren als prehistorische roofvogels langs mijn vermoeide hoofd en talloze combines achtervolgen mij en willen mij vermalen. Soms sta ik oog in oog met een koe, die mij verbaasd, maar kalm staat aan te staren. Ik klim op haar rug en ik ga staan om te kijken welke kant ik op kan gaan, maar de vochtige mist is hoger dan ik dacht. Iemand heeft overal langs de net iets te brede sloten polsstokken neergelegd. Zo slinger ik mijzelf van weiland naar weiland. Wanneer de polsstok iets te diep in de drek is weggezakt, blijft hij plotseling steken en helt hij zijwaarts, waardoor ik met een enorme plons in het water val. Kleddernat hijs ik mezelf langs de waterkant omhoog en ren ik met klotsende laarzen verder. Als ik maar snel genoeg draaf, gaat het water in mijn laarzen vanzelf koken. De kleren kleven akelig aan mijn huid en ik werp ze van me af. Mijn onderbroek belandt op de hoorn van een koe, die heftig begint te loeien. De laarzen hou ik aan en piemelnaakt sjok ik verder. Terwijl de kille mistflarden vervliegen, zie ik in de gelukzalige verte een eeuwenoud, onaangetast, romantisch dorp met een kerktoren als een havenpaal.

Mijn naar alle uithoeken van de wereld gereisde schip is moe en kraakt aan alle kanten. Ik werp mijn cowboylasso en ik trek mijzelf naar de vreedzame kade. Achter mij worden de boze boeren door hun eigen, losgeslagen combines opgegeten. Er klinken wanhoopsschoten en de drones storten neer. Van ver, maar wat is ver?, zie ik jouw minzame, tedere silhouet op een dijk. Voor mij tekent een zwaan met zijn bek een hart in het kroos. Ik zie hoe een reiger een aalscholver achtervolgt, die met zijn duiktechniek menige vis weet te vangen. De reiger staat vol verbazing en bewondering naar de handige aalscholver te kijken. Hij overweegt een duikcursus te gaan volgen. Als een schim uit het eenzame dodenrijk nader ik jouw kom-maar-wuivende handgebaar. Mijn hunkerende geest glipt al bij jouw helende handpalm naar binnen. Door de barre eenzaamheid verdwaald, loop ik aarzelend, hoogst verlegen en onwennig naar jou toe. In gedachten kruip ik op handen en voeten richting jouw mystieke gestalte, terwijl ik een vers, slingerend en dampend bloedspoor achterlaat. Miserere, mijn heilige Godin van vlees en bloed, het is hier op aarde ze godsgruwelijk koud in mij, heb mij lief! Herken mij zoals ik jou herken! Jouw strijdbare armen staan wijd uit elkaar, even wijds als het maagdelijke landschap. In jouw heldere ogen brandt hetzelfde vuur, dat eens in Jeanne d'Arc vlamde. Achter het beeld van de gekruisigde Christus herken ik de liefdevolle uitnodiging en de heling van mijn zielsverdriet, de opsomming van talloze tragisch verlopen incarnaties. Binnen de beschutting van jouw armen, waarvan ik iedere porie aanbid, dampt het paradijs van de verloren gewaande hartstocht uit de hogere regionen. Jij opent het toverboek Weidum om mij als een opgedroogde, geplette nachtvlinder tot leven te wekken en even later fladder ik samen met jou in de Witte Bloementuin, die wij ten diepste zijn. Wij kussen elkaar zoals alleen vlinders dat kunnen doen.

Schrijver: Joanan Rutgers, 3 december 2021


Geplaatst in de categorie: literatuur

4.7 met 3 stemmen 497



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)