Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

Geborgen

Ze sluit haar ogen.
Voelt gedurende een paar seconden een scherp verlangen schrijnen in haar hart. Hoofdschuddend spert zij haar ogen wijdopen: “Néé! Ze mòet verstandig blijven”
Ze dwingt haar linkerhand het stuur los te laten om naar rechts richting aan te geven; vervolgens draaien haar handen gespannen de bocht om en rijdt ze de lange laan in. De laagstaande zon legt een schitterende glans over de wit bevroren velden. Ze ziet het niet. De oogkleppen van concentratie beperken haar gezichtsveld tot de weg die voor haar ligt. Waar het bordje langs de kant van de weg het tuincentrum aangeeft, zwenkt ze mechanisch, maar behendig de ruime parkeerplaats op, zet de auto op een rustig plekje neer en stapt uit.
Een loodzwaar te dragen verdriet vertraagt haar vroegere pas. Met een aarzeling van tegenzin loopt ze, ondanks zichzelf, maar gedreven door een stille kracht, onder de met lantaarntjes verlichte boog naar binnen. Daar slikt ze moeizaam de brok in haar keel weg, haar wimpers knipperen in snel tempo om tranen te bedwingen.
Weemoed sijpelt door een trechter uit haar hoofd vandaan en druppelt vloeibare pijn in haar binnenste.
Dit is zò de wereld die haar beademt met zìjn afwezigheid; alles wat en wie hij voor haar is geweest. En toch komt hij haar hier bijna lijfelijk dichtbij: hartverwarmend in het licht van zoveel zachte kaarsen en vertederend in de liefelijke taferelen van knus neergezette winterdorpjes. De klanken van sfeervolle kerstmuziek op de achtergrond verlichten stilletjes haar onzekere tred. In een ronde rieten mand strelen haar zachte handen doelbewust en vol overgave een paar pluchen kerstknuffels.
Ze sluit haar ogen.
Ze ziet hem bezig in de weken voor de kerst. Zijn nog altijd jonge lichaam boven aan de ladder. Zijn sterke handen, die meterslange snoeren met lampjes aan de gevel bevestigen.
Ze tikt op het raam en roept hem binnen. Boven een dampend hete mok chocolademelk koesteren zijn warme ogen haar blozend gezicht. Met een jongensachtige grijns verorbert hij gulzig een groot brok speculaas.
Hoe dankbaar is de taak om hem lief te hebben en voor hem te zorgen.
Verzonken in een behaaglijk verleden dwaalt ze peinzend langs alle paden van het kerstgebeuren.
Een moment ontstegen uit haar besluiteloosheid, legt ze in een opwelling een paar waxine-houdertjes in haar mandje. Bij de afdeling met verse snijbloemen klinkt, vol aandacht slechts voor haar, zijn stem: “Welke wil je het liefste, liefste?”
Temidden van overwegend groen, rood en goud, kiest ze toch voor een grote bos zachtroze chrysanten. Haar gezicht oogt ontspannen als ze bij de kassa staat en ook daarna als ze het terrein verlaat en het laatste eindje naar huis rijdt. Het is een flinke vrouw die uitstapt en met een bos bloemen naar de voordeur loopt.

Soepel glijdt de sleutel in het slot: wat heeft hij alles tot het laatst toe goed onderhouden. Eenmaal binnen loopt ze door naar de keuken, legt haar mantel even over een stoel en pakt een vaas uit de kast. Ze snijdt nog een klein stukje schuin van de stelen af en zet dan de zachtroze weelde midden op de tafel. De houdertjes voor waxinelichtjes wikkelt ze uit het vloeipapier, stopt er metalen cupjes in en steekt de lontjes aan. Als een ritueel eerbetoon aan hem die ze liefheeft, groepeert ze de kleine vlammetjes er omheen. Zo verschijnt er in de schemerige kamer een zachte, roze wolk.
Een huivering trekt door haar heen; ze knielt neer bij de haard en gooit er nog wat droge houtblokken op. Dan komt ze omhoog, pakt haar mantel van de keukenstoel, loopt er mee naar de kapstok en hangt die aan het lusje op.
Op dat moment neemt het onvoltooide verleden bezit van haar.
Zorgvuldig tillen haar vingers een andere jas van de haak. Ze neemt de zware jas voorzichtig in haar armen en draagt die als een kostbare schat naar de kamer. Ze laat zich zakken op de bank; haar armen omklemmen de jas; ze drukt haar gezicht dicht tegen zacht, maar stevig ribfluweel.
De flanellen geblokte voeringstof herbergt nog steeds de geur van de drager.
Nu breken de ingehouden tranen naar buiten. Nu hoeft ze zich niet meer in te houden; is er niemand meer, met wie ze rekening hoeft te houden. Ze is alleen, alleen met haar herinneringen. En die zijn zo vol van hem, van zijn aanwezigheid.
Ze huilt en huilt en de jas wordt nat. Haar eenzame lichaam schokt in een wanhopig heimwee. Heeft haar verdriet een bodem?
Hij troost haar zoals alleen hij dat kan, hij houdt haar vast en laat haar gaan.
Sniffend en snikkend knoopt ze met trillende vingers de jas open en steekt haar armen in de te grote mouwen. Ze voelt het gewicht op haar schouders, slaat de voorpanden over elkaar heen en nestelt zich in de leunstoel voor de brandende haard.
Ze sluit haar ogen. Nu komt hij binnen. Zijn jas hangt los, hij steekt zijn armen in een welkom naar haar uit en trekt haar naar zich toe. Hij omhelst haar, ze voelt zijn tedere handen rondom haar gezicht en zijn zachte lippen op de hare.
Haar wang rust tegen zijn borst, dicht tegen het bonzen van zijn nabije hart.
Aan weerszijden van haar gezicht voelt ze zacht, maar stevig ribfluweel.
Hier is ze veilig.
Langzaam worden haar lichaam en haar ademhaling rustig. De warmte van het vuur verspreidt zich door haar heen en ongemerkt glijdt ze weg in haar droomwereld.
Heel in de verte klinkt uitnodigend het beieren van een klok.
Haar hand ligt geborgen in de zijne.

Schrijver: klaasje, 13 december 2003


Geplaatst in de categorie: kerstmis

3.6 met 28 stemmen 3.406



Er is 1 reactie op deze inzending:

Naam:
Trix
Datum:
15 december 2003
Email:
Trixladyhotmail.com
Mooi en vol gevoel geschreven.
Ik was de onzichtbare getuige die met haar meeliep.
Dank.

Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)