Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

Galibier

Voordeel, de wind die er staat vind ik fijn. Dit is in ons polderlandje wel eens anders. Ik heb geen rijwind, ik rij dan ook hooguit 12, 13 kilometer per uur. Zoals je onder het wandelen ook geen wandelwind hebt. Als ik ga staan springt mijn teller op 15 kilometer per uur. Mooi, dat schiet op.

Een groententuin, zweefvliegen, musea bezoeken; dat zijn hobby’s. Hier kan ik de fun-factor niet van inzien. Het woord fun-factor blijft een minuut of twee-en-een-half in willekeurige context in mijn hoofd hangen. Naarmate ik hoger op de berg en dieper in mijn reserves kom wordt mijn zinsbouw minder logisch. Het liedje ‘Mieke heeft een fun-factor’ blijft na een denkproces van 500 meter in mijn hoofd hangen als het resultaat van mijn verdraaide denken. Ik vind dit niet alleen amuserend, maar verontrustender is dat het in mijn hoofd nu zelfs logisch klinkt. Ik ken de weg, groot nadeel.

Ik heb nooit een hond gehad. Als ik een hond had gehad, zou ik hem Enzo hebben genoemd. Ik moet nog 8 kilometer en ik voel een vervelende trilling in mijn linkerkuit.

Na een bocht, een van de vele ongenummerde en dus mogelijk eindeloze haarspelden, zie ik een roze fietsshirt een roteind voor me opdoemen. Het is vast een Belgische gemeentelijk beleidsmedewerker. Zijn naam schiet me zo gauw niet te binnen. Hij traint zo’n 6500 kilometer per jaar, vooral in het weekend, iets wat nog al eens tot frustraties leidt tussen hem en zijn vriendin. Of zijn vrouw, daar ben ik bij hem niet over uit. Ik kom serieus dichterbij. Hij trapt klein, hij wordt moe. Iedereen trapt hier klein en wordt hier moe. Hij zit hier maar een lang weekend en probeert zoveel mogelijk te doen in weinig tijd. Ook nu heeft hij er vast al een col opzitten. Ik ben nog fris. Ik hijg, heb een wang vol opgedroogd slijm, maar ik zit best fris. Ik kan zijn kuiten zien. Geschoren, altijd fijn om in te halen. Al die gasten met ‘tabak op de poten’ kunnen huisvaders op vakantie zijn die even een dag op een gehuurde fiets Tour-de-France-je willen spelen. Hij heeft lang haar onder zijn helm. Vast het Nick Nuyens-matje van vorig jaar. Ik kom tot op zijn achterwiel. Ik hoor hem flink hijgen en besluit er meteen langs te gaan. Ik manoeuvreer erlangs en kijk kort naar rechts. Hij blijkt een zij, 4 minuten en een krappe kilometer verspilde gedachten.

Verlichting! Een begrip met een hele lading betekenissen, maar op dit moment vind ik een vlakker stuk meer waard dan de bekende periode van intellectuele verrijking. Ik schakel bij, niks benen laten bijkomen. Het gaat hier om keihard eergevoel.

Een berg is het resultaat van botsende aardplaten. Als een opstaande tapijtrand is zo deze berg ontstaan. Als deze platen een paar miljoen jaar geleden iets minder hard waren gebotst was ik er waarschijnlijk al geweest. Tektoniekbumpers, plaatankers, het leven was zo mooi geweest als ze hadden bestaan. Ik moet nog een slordige 4 kilometer en zowel fun-factor als tektoniek vinden een plaatsje in mijn hoofd; voor altijd of voor een kilometer. Het is niet aan mij om dit te beslissen, de berg bepaalt.

Ik zie geen Alpenmarmot. Dit is op dit moment genoeg reden om in janken uit te barsten. Toch blijven mijn traanklieren de enige plek op mijn gezicht waar geen vocht uit stroomt. Janken is namelijk niet functioneel. Emotioneel instabiel word ik boven wel. Ik zie een bordje waarop de afstand naar de top staat aangegeven, maar dit is nu niet wat ik wil zien. Ik moet nog 3,4 kilometer en zie nog steeds geen alpenmarmot.

Skiënde mensen, hoge sneeuwmuren, eenzame fietser. De drie factoren in dit landschap die ik nu nog meekrijg. Er kwam net een auto voorbij vol recht vooruit kijkende mensen. Vijf man zonder enig benul van wielerlijden. Van zulke auto’s kan ik de fun-factor niet inzien. Ik moet nog naar schatting 2 kilometer en besef dat op deze hoogte en met deze hartslag een bloedneus dodelijk kan zijn.

Als dit de laatste kilometer is is dit een afgrijselijke laatste kilometer. Zo niet dan is dit een afgrijselijke één-na-laatste kilometer. Hiervoor geef ik een fortuin uit aan fiets en vakantie. Hopelijk nog een kilometer en ik snap mij niet.

Top! Hij is in zicht! Witte flanken en laaghangende wolken kunnen het pasbordje niet meer verhullen. Een haarspeld voert me tijdelijk van mijn einddoel weg, maar ontmoediging is niet meer mogelijk. Leuk geprobeerd berg, maar mij stop je niet meer. Ik ga je bedwingen. Nog één bocht en ik ben vastbesloten.

Nog 70 keer trappen schat ik. Bij deze cadans is dat nog een minuut en vijfenveertig seconden. Bij deze snelheid is dat nog ongeveer 300 meter. Dat kan ik. Al tijdens deze rekensom is de waarde ervan tenietgedaan, ik ben al weer een honderdtal meters verder. Niet meer rekenen. De wind die zo typerend is voor de topaankomst blaast eindelijk langs mijn hierdoor weldadig bevriezende oren. Ondanks de vele verbrande calorieën ben ik aangekomen; slechte woordgrappen mogen boven de 2000 meter. Ik ben er, ik hoef niet meer. Voor het eerst sinds een uur of twee begrijp ik mezelf weer.
Ik begin de fun-factor van de Col du Galibier te ontdekken.

Schrijver: Derek Haenen, 7 juni 2006


Geplaatst in de categorie: sport

3.6 met 11 stemmen 839



Er is 1 reactie op deze inzending:

Naam:
Manon
Datum:
8 juni 2006
lief! moooi mooi mooi! ik ben duizend trots op je.. koes!

Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)