Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

Altijd wel een beetje...

India was mooi; maar niet wat ik ervan verwacht had. Afrika was prachtig maar vreselijk. Zuid-Amerika heeft iets dat wij niet snappen, dit maakte mij bang en terugkeren. Altijd maar weer terug, terug naar het rare Nederland waar ik mij nu eenmaal thuis voel. Zelfs Indonesië, een land waar wij toch menig jaar vertoefd hebben, maakte mij angstig en deed mij evenzo terugkeren. Onze jaren van invloed hebben daar kennelijk niets weten te veranderen. Waar is de beschaving die wij met zulks moeite daar gebracht hebben gebleven? Zo hij weg is, wat hebben die inlanders er mee gedaan? Hoop dat ze het dan maar verkocht hebben en niet verstopt. Het zal toch wat zijn; al die moeite, allemaal voor niks. Mijn grootvader zij ook altijd al: “het is altijd wel een beetje”. Wat hij hier precies mee bedoelde weet ik niet, maar ik denk dat het nu zeker aangehaald mag worden. Nu doet het ter zake. Als alles “altijd wel een beetje is” betekent dat dat ik ook “een beetje” gelijk heb. Al is het maar “een beetje”, toch heb ik dan gelijk. Wat hebben al die inlanders gedaan met die prachtige beschaving die wij hen hebben bijgebracht om zelf verder te kunnen komen en zich door te ontwikkelen naar een beschaving die wij heden ten dagen kennen. Niet het zelfde, maar toch hadden ze in de buurt kunnen komen. Zoals het eruit zag toen ik in al die gebieden was, leek het alsof wij ze één stapje naar voren hadden gebracht, waarna zij zelf na ons vertrek gewoon weer koppig een aantal stappen terug deden. Alsof ze er geen zin in hebben, iets kinderlijks, bijna vrouwelijks. Al is het “altijd wel een beetje”. Om het chique te zeggen: ze zijn niet in staat om volwaardig te handelen, hun capaciteiten te ontwikkelen en te benutten. Helaas. Maar wij in het westen treffen geen enkele blaam. Wij hebben het geprobeerd. Natuurlijk deden we dat allemaal niet gratis, er mag best iets tegenover staan, en zullen er vast wel eens misverstanden geweest zijn. Maar de intenties waren goed en het ging nog nooit zo goed met zowel ons als de inlanders tijdens onze poging hen een beschavingsmoraal bij te brengen.
Het is allemaal een beetje voor mijn tijd. Maar mijn grootvader kon goed vertellen en ik heb gelezen. Geen zotte romannetjes of almanakjes, maar de geschiedwerken uit heden en verleden. Al gaan de werken uit het nabije verleden wat gemakkelijk met de geschiedenis om, niet al wat er staat moet serieus genomen worden, maar het merendeel van de nieuwe geschiedkundigen heeft toch “altijd wel een beetje” gelijk. Zelfs die student die altijd achteraan liep en met taakjes als het bord uitvegen zijn bull gehaald heeft. Zulke studenten moeten hun bull altijd ophalen na alle plechtigheden zodat zij niet in oog komen met de gelauwerde studenten die gewoon gewerkt hebben voor hun bull. Nu is het altijd wel “een beetje” en bewijst dit dat ik ook altijd weer “een beetje” gelijk heb. Waarom lees je er nooit iets over?

Mijn camera en ik waren echte zielsverwanten. Eén keer slechts kwam er iemand tussen. Een mevrouwtje met zo’n alleraardig snoetje. Niet iets om verder over uit te wijden. Nooit hebben onze wegen zich gescheiden, altijd stonden wij voor elkaar klaar. Jij zorgde dat je er was en deed wat je moest doen, ik hoefde je slechts in positie te houden en op het knopje te drukken. Nooit begrepen wat er precies in je binnenste afspeelde, heb het ook nooit aan je gevraagd, altijd deed je wat ik van je verlangde en dus gaf je me ook altijd een vol gespuwd rolletje. Geen kiekjes maar mooie plaatjes, die je nu nog maar zelden ziet, plaatjes van al die gruwelijke gebieden met hun aardig- en vooral onaardigheden. Zeker zes op de tien waren altijd prima plaatjes. Als een dirigent dirigeerde ik je naar het te schieten plaatje en vertelde je wanneer je moest schieten. Maar jij bent nog steeds de componist en het orkest in één. Jij gaf de grote lijn aan waar binnen ik mocht aanklungelen, heb altijd met veel moeite een beetje aangeklungeld, maar altijd was daar weer het orkest dat mijn geklungel onzichtbaar kon oppoetsen tot een resultaat waar niemand ook maar iets op af te dingen zou moeten hebben. Helaas zijn wij vaak valselijk bejegend door kritiek. Personen die hun eigen stoffige leven pogen te ontstoffen door al wat zij niét kunnen reflecteren op kunstenaars. Kunstenaars zoals wij, gevoelig, spelen met de emotie, op jonge leeftijd niet instaat kritiek te relativeren, waarop wij eigenlijk vermoord zijn. Door moordenaars met slechts een pen, papier en wat inkt zijn wij de gevoeligen vermoord. Slechts met rede omdat zij faalden, niet in staat waren tot iets, geen notie bezaten van iets kunstzinnigs, waarop zij zichzelf volledig teniet doen aan de menselijke essentie en zich doen verslappen tot een iets dat lijkt te bestaan maar slechts leeft. Zijn pen in de inkt doopt, hem op het papier plaatst en zich zelf uiteen doet spatten op het papier, zichzelf zo verloochend dat achteraf de namen worden veranderd en wij vermoord werden. Laag, geslonken tot een iets dat slechts leeft, zijn bestaansrecht is verloren aan al zijn kleinzieligheid, waarop hij ons vermoordt. Een persoon die in zijn hele leven één heldendaad heeft volbracht: in zijn begin jaren te zijn opgerezen vanuit de kruip stand naar de staande stand. De stand die ons mensen overzicht geeft. Hij heeft ons vermoord. Ons valt niets te verwijten; wij zijn kunstzinnig en gevoelig van aard, wij scheppen tot nut der mensheid, leggen gebeurtenissen vast, hele culturen en beschavingen hebben wij aanschouwt, niets zou ons eigenlijk moeten deren. Maar wat moeten wij met een iets dat geen bestaansrecht meer heeft? Iets dat alles dat riekt naar ‘artistiek’ heeft verloren, waar wij geen antwoord op hebben, en in een verleden heeft leren te schrijven? Niets konden wij. Wij hebben geen schuld.

Schrijver: Hans Risseeuw, 17 september 2006


Geplaatst in de categorie: maatschappij

2.0 met 3 stemmen 548



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)