Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

Aan de andere kant van de spiegel - deel 5

“Het is zo dubbel allemaal. Ik wil beter met mezelf en anderen leren omgaan. Mijn natuur is zowel schuchter en teruggetrokken als fel en geëmotioneerd. Wat wil ik bereiken? Het is mijn drang naar kennis over het doel, de oorsprong en de zin van het bestaan, die me steeds voortdrijft. Deze raadsels wil ik oplossen, er zo diep mogelijk in doordringen, zo diep als voor een mens mogelijk is. Ik weet niet waar die drang vandaan komt, maar ze is er, sterk als een natuurkracht, een macht die me steeds voortstuwt. Tegelijkertijd leeft in mij ook de drang om anderen te helpen, iets voor hen te betekenen. Daar wil ik over schrijven, over al deze vragen én over de antwoorden die ik met vallen en opstaan vind. Het is een vaag geheel, maar dit is wat er in me leeft. Ik ben nog steeds op zoek naar een toepassing van dit alles, naar een manier om dit vorm te geven.”
“Wat vind je dan het belangrijkst van al de dingen die je genoemd hebt? Wat heeft voor jou het meeste gewicht?”
“Eigenlijk weegt voor mij het liefdevol en evenwichtig omgaan met anderen het zwaarst: ik heb het gevoel dat ik dat allereerst onder de knie moet krijgen en dat de rest dan op den duur wel zal volgen.”
“Dan is het beter daar eerst mee te beginnen. Je hoeft het echt niet zo ver te zoeken. Waarom ben je eigenlijk zo schuchter? Als je opener en met minder scrupules anderen tegemoet treedt en je angsten wat opzij weet te zetten, zul je al gauw merken dat ook het geestelijke waarnaar je op zoek bent, snel binnen je bereik komt. Ik geloof dat dit al voldoende voor je is.”
Ze was opgestaan. “Ga nu”, sprak ze. “Ga terug om je taak af te maken. Ik weet dat dat niet gemakkelijk voor je is. Maar als je overwint, zul je op den duur dit Morgenland bereiken. Jouw verlangen bracht jou hier. Geef dat sterke oerverlangen naar wijsheid en liefde nu handen en voeten en, alsjeblieft, zie niet om in wrok naar mensen die je pijn hebben gedaan. Beleef liever je verdriet dan boos te zijn op anderen. Als je dat van me aanneemt, is er geen macht meer die je zal kunnen tegenhouden om te komen waar je wilt zijn: het ‘Morgenland’.
Ik stuur je nu terug naar de aarde, zodat je daar kunt doen waarvoor je geboren bent. Maar eerst mag ik je nog iets laten zien van een hogere wereld, waar al het licht en al het leven hun oorsprong vinden. Bewaar die herinnering in je hart: het zal je sterken op je verdere levensweg.”
Zegenend hief ze haar armen naar me op. Ik knielde neer. Daarop zonk ik weg. Het berglandschap vervaagde. Het laatste wat ik zag was de stralende aanblik van haar gelaat. Toen ook dat verdwenen was, hoorde ik even nog haar stem, die van heel uit de verte klonk: “Ooit zullen we elkaar weerzien. In het Morgenland.”

Het was alsof ik door een onzichtbare hand werd opgetild. Ik bevond mij in de ruimte. Pijlsnel bewoog ik mij voort in de richting van een stralende ster, die alle andere in glans overtrof. Hoewel ik mij met een duizelingwekkende vaart verplaatste, leek die ster maar heel langzaam naderbij te komen. Ik kan niet zeggen of het uren of minuten geduurd heeft: tijd leek hier niet te bestaan. Wel weet ik, dat het licht van de ster oogverblindend was, alsof je overdag met het blote oog naar de zon keek.
Geleidelijk wenden mijn ogen aan het felle schijnsel. Wat ik toen zag, tartte elke beschrijving. Op het oppervlak van die ster zag ik een stad, gebouwd van het helderste, puurste licht: hij was cirkelvormig en omgeven door een hoge muur waarin diamanten flonkerden. De stad lag op een berg en had op regelmatige afstanden poorten, waardoor engelgestalten in en uit gingen. Hun gewaden blonken als de zon. Ook kon ik enkele van de hoogste gebouwen onderscheiden, maar als in een soort nevel, zoals je vanaf de vaste wal een eiland kunt zien liggen waarvan alleen een paar hoge duinen en kerktorens zichtbaar zijn. Midden in die stad stond een soort paleis. Het leek alsof al het licht dat ik zag daarvan uit leek te gaan.
Tranen vulden mijn ogen. Er viel niets meer te zeggen: er heerste hier een volkomen vrede en stilte. Een enorme afstand scheidde mij nog van die stad, maar toch raakte deze aanblik me midden in mijn hart. En opnieuw zonk ik weg. Het laatste waar ik me nog bewust van was, was het kloppen van mijn eigen hart. Toen werd alles duister voor mijn ogen.

- wordt vervolgd -

Schrijver: Hendrik Klaassens, 27 september 2006


Geplaatst in de categorie: religie

4.0 met 2 stemmen 461



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)