Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

Homeless

Een grote donkere man gekleed in een helder wit hemd met daaronder een katoenen blauwe broek staat met zijn neus tegen het raampje van de balie aangedrukt. Zijn bruine ogen staan diep in hun kassen. Met zijn 1.95 meter en een gewicht van over de honderd kilo steekt hij schril af tegen de enorme ontvangstruimte van de immigratie- en naturalisatiedienst.

Het is rustig vandaag. Op een bankje schuin tegenover de klachtenbalie zit een tengere vrouw met rood geverfd haar. Haar dochtertje, een meisje van een jaar of 8, houdt ze continu in de gaten. De twee vlechtjes van het kind springen speels omhoog als ze opstaat en door de ruimte dartelt. Ze loopt een paar keer langs de grote donkere man, die aan zijn linkerhand een opvallende gouden ring draagt. Deze is goed zichtbaar omdat zijn beide vuisten op de balie rusten. Onder zijn oksels tekenen zich zweetvlekken af. Hij kijkt de medewerker aan de andere kant van het glas indringend aan. De blik in zijn ogen vertoont naast woede ook tekenen van wanhoop. Het meisje is terug op haar plaats gaan zitten.

‘Ik heb recht op vrijheid! Heb een eigen mening. Kom daarvoor uit’, zegt de man luid. Hij zwaait met zijn vuist in de lucht. Met de andere hand haalt hij een boekje uit zijn tas. Een pocketuitgave van de Koran, veel gelezen, beduimeld, verkleurd door de tijd. Hij slaat het boekje op een willekeurige bladzijde open.
‘Ik wil verdomme leven. Net als iedereen. Word meteen vermoord als ik terugga!’ Zijn stemgeluid echoot door de ruimte. ‘Ik wil leven! Heb je me wel gehoord?’
De baliewerker knikt zonder verder iets te zeggen.
De man begint nu door het boekje te bladeren. Zijn bewegingen worden steeds sneller. Opeens scheurt hij er een pagina uit en dan nog één en nog één. Van de losgekomen bladzijden maakt hij propjes papier, die hij vervolgens met kracht tegen het raam van de balie aangooit.
‘Is dat dan wat je wil dat ik doe?’, schreeuwt de man kwaad. Er vliegen steeds meer propjes door de lucht, die even later voor zijn voeten op de grond belanden. Hij schopt ertegen zodat ze alle kanten uitwaaien.

‘Rustig maar, meneer’, zegt de baliemedewerker kalm.
‘Niks rustig. Ik ben niet rustig. Hoe zou jij je voelen als je morgen het land wordt uitgezet?’
De employé draait wat op en neer in zijn bureaustoel. Hij haalt zijn schouders op.
‘Daar heb je zeker niks op te zeggen, hè!’, tiert de grote donkere man. ‘Het gaat hier wel om mijn leven!’
‘Ik begrijp het, meneer’, klinkt er aan de andere kant.
‘Jij begrijpt er helemaal niks van, jij!’ Vol woede slaat de man nu tegen raampje van de balie. Het glas trilt.
‘Jij zit hier alleen maar om formulieren in te vullen. Kijk hier, ik ben nummer 3087!’
Het blijft nu stil. Heel stil.

De vrouw op het bankje kijkt gespannen. Ze ziet dat de grote donkere man het boekje op de grond heeft laten vallen. Hij staat er met zijn rechtervoet bovenop. Zijn woorden klinken dreigend. De vrouw drukt haar dochter wat dichter tegen zich aan. Ze slaat een arm om haar heen.

‘U wordt morgenvroeg om half tien op het vliegveld verwacht. Zorg dat u er op tijd bent’, legt de baliemedewerker geduldig uit.
‘Ik wil helemaal niet weg! Heb hier mijn vrienden.’
‘Iemand van ons kantoor zal u morgen naar het juiste vliegtuig begeleiden. U hoeft zich geen zorgen te maken.’
‘Wat geen zorgen te maken! Kunt u makkelijk zeggen!’
‘U kunt weer terug naar huis toe, meneer’, zegt een vriendelijke stem.
‘Mijn huis is volledig verwoest. In brand gestoken door een stelletje rebellen. Heb helemaal niks meer. Niet eens een bed om in te slapen.’
‘Morgen om half tien. Als u hier even wilt tekenen.’
De man kijkt staart aangeslagen voor zich uit.
‘Uw woning in Nederland wordt morgen ontruimd. Eventuele waardevolle spullen kunt u meenemen.’
‘Maar, ik ....’ Er klinkt emotie uit zijn stem. ‘Hier in Nederland ben ik thuis. Ik hoor hier! Begrijp je me?’

Het meisje maakt zich los uit de beschermende armen van haar moeder. Ze loopt recht naar voren. Als ze vlak naast de grote donkere man staat, zegt ze: ‘Meneer, u mag wel bij mij komen wonen hoor. Op mijn kamer is nog wel een plaatsje vrij als ik wat van mijn speelgoed opruim.’

De man kijkt verwonderd naar het kind. Uit zijn linkerooghoek rolt een traan.

Schrijver: Marianne
Inzender: Marianne Pepels, 11 oktober 2006


Geplaatst in de categorie: maatschappij

3.9 met 7 stemmen 916



Er is 1 reactie op deze inzending:

Naam:
Annejan Kuperus
Datum:
12 oktober 2006
Email:
ajkuperushotmail.com
Jij schrijft om gelezen te worden: jouw proza is van een geweldig niveau.
Die traan op het eind van dit verhaal is niet meer dan logisch.

Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)