Een heer in het verkeer
Als ik ’s ochtends aan de late kant ben, dan durf ik wel eens de snelweg te nemen om naar mijn werk te rijden. In afstand gemeten is het een eindje om, maar op filevrije dagen schiet het beter op. Niet dat ik dan als een kamikaze over de weg scheur, helemaal niet. Drie dure bekeuringen binnen een half jaar is echt genoeg. Het deed mij wijselijk besluiten om een blokje onder het gaspedaal te kleven, zodat mijn ouwe trouwe Mazda geen plankgas meer kan. Sindsdien heb ik meer tijd om tijdens het rijden om mij heen te kijken naar wie en wat er zoal om mij heen beweegt, zo ook vanochtend.
Van ver zag ik hem aankomen, die fonkelnieuwe BMW. Tergend langzaam haalde hij mij in. Aan het stuur zat een niet meer zo jonge heer. De man had al een behoorlijk grijze haardos, bijna wit zelfs en mede daarom schatte ik hem ergens tussen vijfenvijftig en zestig. Met zijn aangezicht zat hij zowat tegen het spiegeltje dat aan de achterzijde van de zonneklep zat. Bij nader inzien was de man bezig om zich te scheren met een draadloos scheerapparaat. Even dacht ik nog dat ze dat ook beter konden verbieden, maar toen eiste het verkeer alweer mijn aandacht op.
Een twintigtal seconden later keek ik toch nog eens links van mij. Het heerschap was zijn haren aan het kammen, waarbij hij zijn hoofd beurtelings naar links en rechts draaide, om het resultaat in het spiegeltje te kunnen bekijken. Zo druk op de weg en dan zo bezig zijn met je uiterlijk, stel je voor zeg! Ik vond het helemaal niet kunnen.
Plots kreeg ik in de gaten dat die man intussen zijn wagen in mijn richting stuurde. Met de rechterwielen reed hij al op mijn baanvak. Om een aanrijding te voorkomen, gaf ik mijn stuur een ruk in de richting van de pechstrook. Tijdens die manoeuvre gleed de donkerroze lipstick uit mijn vingers en donderde pardoes in het bekertje koffie dat ik tussen mijn benen geklemd hield. Het zwarte vocht spatte in het rond. Mijn rok was doorweekt en mijn dijen gloeiden als verbrand. In een poging om mijn autootje opnieuw recht op de weg te krijgen, vergat ik heel even mijn mobieltje, dat ik onder mijn kin geklemd hield. Ik voelde het toestelletje van mijn schouder glijden. In mijn ooghoek zag ik nog net hoe het onding in zijn val mijn half verorberde Vitalinea deed kantelen.
Omdat het op dat stukje snelweg wat drukker was, had ik mijn dagelijkse Danone maar eventjes neergezet op de middenconsole. Dat had ik beter niet gedaan, want de yoghurt vloog uit het potje en gutste gedeeltelijk over mijn gsm. Tegelijkertijd vloog een ander deel van de smurrie met een sierlijke boog mijn handtas in, die geopend naast mij op de passagiersstoel stond.
Bij zoveel rampspoed ging ik met vlammende ogen en met de wijsvinger van mijn linkerhand alvast in stand-by, op zoek naar de blik van die grijsaard. Tenslotte was hij de enige echte oorzaak van al mijn ellende. Helaas, de glimmende BMW was nergens meer te bekennen.
Nu vanavond ben ik er nog altijd niet uit. Welk deel van het mij overkomen onheil moet ik het ergst vinden? Mijn man heeft zijn keuze alvast gemaakt. Kwaad dat hij is, omdat ik zogenaamd het telefoongesprek abrupt heb afgebroken. Nochtans heb ik hem net verteld dat mijn gloednieuwe mobieltje naar de vaantjes is. Verdorie, het is ook altijd wat met de mannen. Zeker met die mannen in het verkeer, al rest er mij toch één opbeurende gedachte.
“Zeg niet te gauw, ’t is weer een vrouw,” verzucht ik bij mezelf. De ware betekenis van deze slogan dringt nu pas goed tot me door. Vanavond ga ik die wijze woorden eens heel groot uitprinten en morgenvroeg kleef ik ze op de achterruit van mijn wagentje.
Alhoewel…bij nader inzien lijkt mij een andere slogan minstens even zinvol. Ja! Die gaat het worden.
“Wees geen beer in het verkeer!” oefen ik alvast, duidelijk verstaanbaar voor manlief.
De frons op zijn voorhoofd en zijn opgetrokken wenkbrauw verkies ik te negeren…
Geplaatst in de categorie: humor