Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

Kribbel krabbelbriefje

Nooit had ik gedacht, dat het zover zou komen! Ze sloten me op!
“Ze”, dat waren de controlegeneesheren van mijn werk, die samenspanden met een specialist in orthopedie. Gewoonweg, kribbel krabbel, op een velletje papier en hop, je hebt het aan je been!
- “Man”, vanaf nu krijg je zes maanden ‘lichte dienst’, zeiden ze.
Vertaald, wil dat zeggen, dat ze een half jaar lang, met mijn voeten zouden spelen. Alsof de altijd aanwezige pijn aan mijn beide knieën en rug, op zich nog niet erg genoeg was!
De stationschef, bijgenaamd ‘den Duits’, vond het nuttig mij op het seinhuis te ‘zetten’ als speaker.
- “Je mag al blij zijn, dat ik je niet in Brussel of Antwerpen steek”, zei hij, op baasachtige toon. Het seinhuis bevond zich in vogelvlucht over de sporen, op ongeveer driehonderd meter van het station.
Het was een splinternieuw arendsnest, dat hoog boven de omgeving uitstak. Van hieruit, kon je het hele zootje overzien. Een veilig nest voor de seingevers. Hier voelden zij zich thuis. Gezeten op hun hoge troon, dirigeerden ze met fierheid, het komen en gaan der treinen. Hier verwenste men elke treinchef, elke rangeerder, elke treinbestuurder, als het verloop der treinen, niet volgens hun boekje verliep!
Mijn ‘lichte dienst’, woog al zwaar vanaf de eerste dag. Een treinchef, is immers niet gewoon met zijn duimen te draaien! Bij mezelf dacht ik: “Nooit laat ik me nog opsluiten; ook al kraken mijn knieën als vers ijs dat breekt, zelfs al vallen mijn botten uiteen en moet ik ze onderweg oprapen! Dan nog niet!”
Daar zat ik dan. Totaal uitgeblust, staarde ik wat onwennig voor me uit.
Op het controlebord van het seinhuis, wisselden rode en witte lijnen elkaar af. Een rood stukje ‘slang’, betekent, dat dit bepaald stukje spoor, door een trein bereden wordt. De rode slorpten als het ware steeds de witte op! “De trein wint altijd”, dacht ik. Tenslotte was hij de kern van de Spoorwegen. Al denken de heren werknemers, in hun muffe burelen in Brussel, daar wel anders over.
Een klerk van de beweging, zou me opleiding geven tot speaker. Hij nam de micro beet als een echte DJ en sprak er tegen in een onverstaanbare taal. Zijn scherpe stem sneed en galmde door ‘t station, alhoewel geen enkele treinreiziger er van opschrikte. Mooi is iets anders. Anders zou dit geluid zeker en vast al op diverse synthesizers te vinden zijn.
- “Zo moet je dat doen”, zei hij, terwijl hij z’n al te magere borst vooruitstak.
Vervolgens gapte hij vlug als een gauwdief mijn dagblad. Terwijl hij peinzend de eerste pagina overzag, opende hij traag en blindelings, zijn, voor hem althans, véél te grote brooddoos. Met twee koppen koffie werkte hij zijn zuur verdiende boterhammen gulzig naar binnen. Daarna is hij plots vertrokken, alsof een groot pak diarree zich aankondigde.
Na drie maanden riep ‘den Duits’ mij tot zich.
- “Ik heb hier voor jou geen werk meer”, zei hij nadrukkelijk. Morgen begin jij aan de reizigersloketten.
Met lange benen en nog steeds pijnlijk krakende gewrichten, stond ik de volgende morgen om 5u30 achter het beduimelde loketglas. Onderaan zat een gleufje. Je kon alleen geld en biljetten eronder door stoppen. Het was zelfs onmogelijk de mensen een hand te geven. Je moest aanleg hebben tot liplezen, om te ontcijferen, welk biljet je moest afleveren. Aan iemand die naar Genk moest, gaf je steevast een biljet voor Gent!
Door dit tochtgaatje worden de Spoorwegen dus gesponsord. Eén student waagde het zelfs, een aantal apenootjes door de gleuf te gooien.
Maar, wacht eens! Had ik geen kribbel krabbelbriefje op zak, met verplicht ‘zittend werk’?
Ja, er stond wel een oude, afgeschilferde stoel, maar je kon er gewoon niet op. Daarvoor kreeg je de tijd niet. Indien je dit waagde, kon je er zeker van op aan, dat de één of andere reiziger prompt met zenuwachtige klopjes op de ruit vóór je begon te tikken, om een reisbiljet te bemachtigen.
Boven aan de lijst met ‘tik-dingen’, prijkt de trouwring. Het lijkt wel alsof sommigen getrouwd zijn, om zo een ring te bemachtigen, om alzo een snellere bediening in het café, of aan een loket te forceren.
Menig vrijgezel of ring-loze afgedankte huwelijkspartner klopt liever met de kneukels op het loketraam!
Na twee dagen ‘staande’ loketten en het verorberen van de apenootjes, zag ik het voor bekeken en grabbelde mijn ‘kribbel krabbelbriefje’ en stapte naar de huisdokter. Na een weekje rustig thuis, belandde ik weer hoog op mijn sijsjespost!
Dag na dag, groeide het verlangen om weer op de trein te mogen werken. Het ‘kribbel krabbelbriefje’ liet reeds zichtbare sporen na. Zeker vijf kilo ‘zitvlees’ had ik al gekweekt! Eén van deze dagen, ja, één dezer dagen, zal ik de controledokter persoonlijk opzoeken en hem beleefd vragen zijn kribbel krabbelnota te mogen ruilen voor mijn ouwe liefde, mijn job van treinchef!
Ik zal weer leven, lachend rondrijden door ons mooie land en het zal mij deugd doen terug te kunnen praten met échte mensen.
En elke keer, wanneer ik met mijn trein hun seinhuis zal passeren, zal ik hen aan mij doen herinneren, door een vrolijke, lichte claxonstoot te laten geven door mijn treinbestuurder.
Ze zullen mij nog ettelijke jaren, als een blije, maar vooral vrije vogel, voorbij hun gevangenis zullen zien boemelen!
Vaarwel, kribbel krabbelbriefje!

Schrijver: Guido De Pelsmaeker, 10 januari 2008


Geplaatst in de categorie: ziekte

2.7 met 6 stemmen 472



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)