Bril
Mijn echtgenoot is met de jaren steeds minder gaan zien. Uiteindelijk was het zelfs zo slecht met zijn ogen gesteld dat hij een bril moest. Die heeft hij nu, van het ziekenfonds wel te verstaan. Niet bepaald een fok om mee te pronken, maar hij doet het ermee. Tenminste, dat dacht ik. Na amper twee dagen ermee gelopen te hebben deed hij hem reeds af. Met geen paard is hij ertoe te bewegen de bril weer op te zetten. Kunt u mij vertellen hoe dit komt?
Bomans:
Ja mevrouw, dat kan ik. Het zit namelijk zo. Zoals u ziet draag ik zelf óók een bril. Ik ben er geenszins trots op, maar 'k kan nu eenmaal niet zonder. Dat geeft in mijn geval ook niet. Ik ben gewend een bril te dragen. Al vanaf m'n derde levensjaar kijken mijn ogen door op scherpte geslepen glazen. Bij uw man is dat mijns inziens anders.
Als ik u aanschouw denk ik dat uw man stilaan tegen de zestig loopt. Om op die leeftijd aan een bril te moeten wennen is niet niks. Ook al is hij inmiddels half zo ijdel als toen u verliefd op hem werd en verkiest hij tegenwoordig Sport in Beeld bóven het Sportkatern van de zaterdagse courant; uw echtgenoot beseft verduveld goed dat 'het moeten dragen van een bril' de eerste tekenen zijn van het naderende verval, behorende bij de zogenaamde oude dag. Hij wil zich daar echter niét zomaar bij neerleggen. Zolang jongelui in de bus niet hof'lijk voor hem opstaan en bank-employees niet luider praten wanneer ze hém iets willen verduidelijken, zolang zal uw man zich verweren tegen al wat hem in zijn ogen 'bejaard maakt'.
Ik kan u zeggen: dit verzet duurt zeker nog 5 jaar. Daarna pas zal hij in z'n lot willen berusten. Tot die tijd moet u, mevrouw, rekening houden met zowel kleine stuiptrekkingen als grote tegenstribbelingen. Hij wil letterlijk niet onder ogen zien dat hij twee keer de leeftijd van jullie zoon heeft en zelfs twaalf maal die van zijn oogappel, jullie kleindochter. Voorts wenst hij niet te ontdekken dat ook de vrouw van zijn vroegste dromen de rimpels van een oma heeft gekregen. Dat hij bij zichzelf de plooien moet effenen om zich glad te kunnen scheren, is iets dat aan hem knaagt. Hij wil vooralsnog van niks weten, gedraagt zich narrig.
Houdt u echter moed! Op een dag zet hij zijn bril voorgoed op, leest hij een reisfolder en zal hij zeggen: kom lieverd, we moesten dit jaar maar eens overwinteren in Zuid-Afrika. Als u hem dan vraagt waarom, zal hij antwoorden: ook al worden we zichtbaar ouder, we zijn nog iets te jong voor een griepprik, niet?
Ik schreef dit in een poging om
iets van 'Kopstukken', met daarin
o.a. Godfried Bomans, te imiteren.
Geplaatst in de categorie: huwelijk