Het huis van de freule
De vrouw in de deuropening keek onbegrijpend. ‘Mevrouw Hertsberger?’
‘Mevrouw Louise Hertsberger.’
‘Oh. Zeg dat dan meteen. Louise. Ja ja. Maar die is volgens mij ernstig overleden.’
‘Ja, maar ze heeft ons gevraagd eens bij u langs te gaan.’
Ze keek het tweetal onderzoekend aan. ‘Astraal?’
Melissa grinnikte.’Nee. Voordien.’
‘En wie ben jij dan?’
‘Haar nichtje. We hadden veel contact.’
‘En wat doe ik in dat goedertieren plaatje?’
‘Ze wilde zeker zijn dat het u wel zou gaan.’
‘Om te zien of ik niet verdroogd in de keuken lag?’
‘Bijvoorbeeld.’
De vrouw keek naar Albertus. ‘Wie is deze jongeman. Heeft hij geen tong?’
Albertus kuchte even. ‘Albertus is de naam, mevrouw.’
‘Albertus, Albertus. Waar heb ik die naam meer gehoord. Ja. Jij was de amant van Louise. Ze wou er niet veel over kwijt.’
De dokter keek diep beledigd. ‘Pardon mevrouw. Ik was haar arts.’
‘Ja, en? Hebben artsen geen driften?’
En tegen Melissa: ‘En nou weet ik ook wie jij bent. Melitta.’
Deze kromp even ineen bij het horen van de verschaalde grap. De dame schoot in de lach. ‘Rustig maar. Melissa. Ik weet het. Louise had het wel eens over je. Ze mocht je wel.’
‘En u bent de eh fr...?’
‘...de freule? Wat dacht je dan, dat ik de werkster was?’
Ze zag de blik van Melissa en voelde even aan haar hoofd. ‘Oh gottegot, heb ik dat klote doekje nog op.’
Ze haalde het eraf en een weelde van kastanjekleurig haar bedekte haar schouders. ‘Nou, wees gerust, kind. Ik ben de Jonkvrouwe Elisabeth Heerinxma. Om u te dienen. Verloederd in de vaart der standen.’
Melissa's kleur was dieprood.
‘Je ziet er goed uit, meid. Zo’n lekkere buitenluchtkleur. Nou, kom maar binnen. En overdag heet ik Elly.’
Ze liepen naar binnen door een nauwe gang. De kamer was onverwacht groot. Alles was kraakhelder en stofvrij. Het interieur was van goede kwaliteit, maar sleets en verschoten.
‘Ja. Ouwe troep. Dat zie je goed. Vergane glorie. Erg bewerkelijk. Willen jullie wat drinken?’
‘Graag.’ Een aarzeling. ‘Elly’.
‘Bier. Jenever. Likeur. Zeg het maar.’
Melissa wilde net vragen of er op dit uur van de dag niet iets minder assertiefs was, toen ze werd onderbroken door Albertus, die een fijner gevoel had voor situaties als deze. Nooit je gastvrouw in verlegenheid brengen.
‘Geef mij maar een biertje, Elly. Ben ik wel aan toe.’
‘Bravo. En jij, kind?’
Het kind wilde niet voor de dokter onderdoen en vroeg een likeurtje. Tenslotte had ze op de Gracht bij nacht en ontij die zoetigheid gedronken, zonder merkbaar kwalijke, althans durende gevolgen. Misschien stond Korsakov met zijn syndroom om de hoek te wachten, maar wie dan leefde…
De freule nam een korenwijn, wat in tegenstelling tot de suggestie een zeer koppige genever is. Ze dronken elkaar toe.
Ze bekeek de twee bezoekers en bevond dat het goed was.
‘Mooi zo. Albertus en Melissa. Mooi paar. OK, wat komen jullie doen. Vast niet alleen maar dag zeggen, Louise kennende.’
Albertus keek Melissa aan en Melissa keek Albertus aan.
Elisabeth hief de hand op.
‘Niks zeggen. Er begint me iets te dagen. Jij was Louise’s dokter, waar ze helemaal mee wegliep.’ Ze grinnikte. ‘Haar amant. Sorry, kerel.’
Albertus knikte goeiig.
‘Maar wacht eens even, dat was niet zo maar een dokter.’
Melissa onderbrak haar, voor er ongelukken gebeurden.
‘Wat we eigenlijk komen doen, Elly, is je namens Louise uitnodigen bij ons op Tetsma Staete te komen wonen.’
Er viel een stilte, waarin Elly de twee wantrouwig bezag.
‘Hoezo wonen.’
‘Nou, er zijn daar een paar prachtige kamers en die wilde Louise aan goede vrienden van haar ter beschikking stellen. Daar ben jij er een van. Met volledige verzorging.’
Elisabeth was een realistische vrouw, die wist waar haar grenzen lagen en ook dat die steeds dichterbij kwamen. Ze mocht bijvoorbeeld hangen als ze wist welke dag het vandaag was.
Ze nipte krachtig van haar korenwijn. ‘Moet ik daar de adellijke toets inbrengen?’
Melissa lachte een beetje. ‘Elly, je mag dan van adel zijn, maar volgens mij niet van harte.’
Elly lachte terug. ‘Bravo.’
Albertus zag met verbazing de twee vrouwen elkaar vinden. Moeiteloos, ondanks verschillende generaties en achtergrond.
Elly keek Albertus aan. ‘Weet je, Albertus, ik mag dan af en toe niet helemaal bij de tijd zijn, maar ik ben niet gek. Ik denk dat ik weet wat je echt bent.’
Melissa kwam er weer tussen. ‘Een aardige man, Elly, dat kan ik je beloven.’
Albertus wist niet waar te kijken en vroeg naar het toilet.
‘In de tuin, kerel. Daar staat nog een ouderwets gemak. De plee binnen is een beetje kapot.’
Albertus vertrok naar de tuin.
Elisabeth keek Melissa nu doordringend aan.
'Nou even als meiden onder mekaar, Melissa. Louise dacht dat ik dement werd. Ja?’
‘Nee. Ze wilde dat je verzorgd zou worden, als je dat zelf niet meer zo goed zou kunnen.’
‘Subtiel hoor. Mijn complimenten.’
Ze dacht even na. ‘Het is wel waar, dat ik aan de grond zit. En mijn krachten zijn ook niet meer wat ze waren.’
Elisabeth verzonk in gepeinzen. ‘Gôh, die gekke Louise. We hebben wat afgelachen. En gehuild. Want ze wist wel dat ze het niet lang meer zou maken.’
Albertus kwam terug van het gemak.
‘Zo kerel, de plee gevonden?’
‘Ja. De hond wees me de weg.’
‘Ja, zo’n beest ruikt feilloos wat de bedoeling is.’
‘Kan hij tegen geiten?’
‘Lucas? Geiten? Is-ie gek op. Hij speelt altijd met Marietje van de buren, die hem helemaal de baas is. Perfect koppel.’
Ze dacht even na. ‘Net als jullie. Als ik het goed zie.’
Albertus gaf geen antwoord en zette zijn glas neer.
‘Nou, ik stel voor dat je er eens goed over nadenkt en ons dan een belletje geeft.’
Hij legde een kaartje neer. Elisabeth keek er naar.
‘Wel verdomme, zie je wel. Geriater. Nou, dan had ik toch gelijk. Ik hoef niet meer te weten. Als jullie Lucas en mij willen hebben, OK dan. Ik hoor wel van jullie.’
Inzender: Hendrik Laanen, 9 mei 2009
Geplaatst in de categorie: welzijn