A small stone for a man, a giant rock for a kidney
Ziezo, ik ben gescand, mijn streepjescode werd vanochtend ingelezen in de kliniek van Ronse. Het vermoeden bestaat (ik voél het) dat ik weer met nierstenen zit. Dat is een oud zeer. Ik werd geboren met een afwijking die gelukkig voor mij pas werd vastgesteld toen ik al uit garantie was. Terugdragen naar de ooievaar was er voor mijn ouders niet meer bij. Jammer genoeg waren er tegen dan ook geen wisselstukken meer op de markt voor dit verouderd model en dus werd het opereren en behelpen.
Als kleuter had ik regelmatig “buikpijn” (kan ik me niet herinneren, maar het verhaal doet de ronde) en dus ging moeder met mij bij de huisarts. Die stelde vast via een wichelroede dat ik een zwak levertje had en dat men er moest op letten dat ik niet teveel chocolade, eieren, frietjes, mayonaise, kortom al wat lekker is, at. Dus lette ik mijn hele jonge leven op, maar af en toe (gemiddeld zo'n drie keer per jaar) verging ik toch van de pijn in mijn rechterzij. De pijn kwam vooral 's nachts op en altijd was er wel een oorzaak te vinden: ik had het aangedurfd twéé eieren te eten, ik had een te grote portie frieten verorberd, ik had een gans chocolade paasei naar binnen gespeeld enz. Maar soms, heel soms had ik de buikpijngoden niet getart en werd ik toch gestraft. Zo lag ik een nacht krom van de pijn omdat ik een half brikpak Minute Maid had leeggedronken (ik kijk nog steeds argwanend naar het schap waar de dozen Minute Maid staan in de supermarkt en ik koop met een veel geruster gemoed Appelsientje). Tijdens het afzwaaifeestje van mijn neef had ik blijkbaar teveel verschillende drankjes soldaat gemaakt, met een slapeloze nacht als gevolg. En na een avondje uit in Het Wit Paard in Blankenberge, waar je in plaats van entree te betalen een reuzegrote consumptie kocht ("voor mij een litertje limonade alstublieft"), deed ik ook geen oog dicht. Jongens, wat een lever had ik toch, een kurkdroge, zo één die tegen geen vet en tegen geen nattigheid kon!
Toen ik vierentwintig was, vertrouwde een collega mij toe dat zij óók een “zwak levertje” had, overgehouden aan het bezoek van nonkel geelzucht. “En dus,” raadde zij me aan, “moet je véél drinken als je nog eens een crisis hebt, om je lever te zuiveren.” Tijdens een weekendje Valkenburg had ik het weer. "Zou mijn lever geen Hollandse maaltijd verdragen?" vroeg ik me af. Ik dronk er lustig op los, een beekje water kabbelde naar mijn nieren. En de pijn? Werd almaar erger én erger... Bij thuiskomst naar mijn eigen huisdokter gestapt die wat beter bij de pinken was en de tarotkaarten in zijn schuif liet liggen voor tijdens het weekend. Hij stuurde me door voor verder onderzoek en toen werd vastgesteld dat er niets mis was met mijn lever, maar dat ik wel een afwijking had aan de rechternier: een congenitale pyelo-ureterale junctiestenose (dat staat heel chic op mijn visitekaartje), oftewel een aangeboren vernauwing tussen de nier en de urinebuis. Dat beekje water kon met andere woorden niet tijdig afgevoerd worden en een ballon kun je ook niet blijven opblazen zonder desastreuze gevolgen. Er werd dus een flinke rits gestoken in mijn rechterzij, maar ik kon tijdens mijn herstel wel naar hartenlust chocoladerepen smikkelen.
Alles bleek in orde, tot ik zwanger werd en de niercrisissen terugkwamen. Het begon met een licht, zeurend gevoel dat ik – heel verontrust - aan de gynaecoloog meldde. Die wou me eerst niet geloven: “Ge zijt geopereerd aan uw nier en alles is hersteld.” Alsof IK niet wist wat pijn aan mijn nier was!
Na de eerste niercrisis, die naar goede gewoonte een uur of twaalf duurde, geloofde hij me al een beetje. Er volgden bezoekjes aan mijn dierbare vriend de uroloog, echootjes, een beetje medicatie (weinig tot niks, gezien mijn zwangerschap), het steken van een stentje omdat de niercrisissen steeds frequenter werden et voilà, na negen maanden: een gezonde baby en een uitgeputte moeder.
De eerste nierstenen werden verbrijzeld: “It's a small stone for a man, but a giant rock for a kidney.”
Om een lang verhaal kort te maken: er volgden nog wat niercrisissen, nog een baby, nog twee verbrijzelingen en dan acht jaar absolute rust, in de nieren althans. In zoverre dat ik moest controleren waar mijn rits zat om te weten wat mijn “slechte kant” was. Maar nu weet ik dus ook zonder controle weer waar het niertje wringt. Er zijn erger dingen, véél erger dingen, en toen ik vanochtend door de gangen van het ziekenhuis liep, prees ik me gelukkig dat ik maar dát mankeer.
Geplaatst in de categorie: ziekte