Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

Opgedoken brieven van Arthur Rimbaud (16)

De gloeiende lava moest voorzeker uitbarsten, anders barstte de berg. In feite zaten we verstrikt in elkaars persoonlijkheidscrisissen, waarbij het ons voorkwam alsof we toevallige figuranten waren in elkanders drama. Een definitieve, ondefinieerbare jaloezie nekte ons, het was een wanhopig gekkenhuis en één van ons tweeën had de moed om het te laten ontploffen of onbewust was dat meer een samenspel. Daarna die vreselijke verbijstering en verslagenheid, die kille leegte en hulpeloze verlatenheid, het niet meer weten wie je bent of waar je heen moet, de kogel die uit mijn pols moest, de treurige arrestatie van mijn zonderlinge vriend, maar ik moest hem wel aangeven, ook voor hemzelf!
Ik raakte overspoeld door depressiviteit, gekruisigd, sferisch buitengesloten. Ik was een bang kind, dat vreesde gek te worden. Nu heb ik de beminde vrijheid terug en het masker van de wereld is voorgoed gebroken, maar ik ben te jong voor zelfmoord, al tergt mijn geestelijke ouderdom mij nog zo zeer. O mijn gekke verstand! Wrange essentie op dodeneiland! Alles gaat te snel in deze wereld, dichters zijn daar niet op ingesteld, ze verliezen hun identiteit en ze raken dodelijk besmet, omdat ze gevoelig en ontzettend beïnvloedbaar zijn. O nee, vader, ik ben nog niet een prooi van mijn levensmoeheid en Paul ook niet, voor zover ik na kan gaan, we zijn taaie vechters en dat zullen we altijd blijven, hoe diep wij ook zakken. Momenteel werk ik hard aan de dichtbundel, die ik enkel maanden geleden begon te schrijven en dat wordt mijn eindsalvo in de wereld die literatuur heet, literatureluurs zullen ze bedoelen! In knopen zie ik tepels, het houdt niet op, het draait maar door, deze mallemolen, een eindeloze kermisattractie voor het hervonden speeltuinkind in mij. Ik voel een overdaad aan ingangen en ik zweef als een ballon op de trillingen van de lucht. Ik ga net zolang door tot ik knap in de zon. Ik hoor muziek neervallen in mijn ziel, ik zie hoe de noten kolossaal worden, hoe ze één voor één binnenkomen in de transformatiekamer, ik zie mezelf als een leerling van Merlijn, nog steeds, die klanken omtovert in woorden. De beelden overstelpen me, ik zie in alles iets anders en dat herhaalt zich, herhaalt zich, tot ik uitgewrongen ben. Een leeg vat, opgedronken door de vette geilaards, wat muzen in feite zijn, geestelijke vampieren zonder pardon. De droom, die een nachtmerrie was, rolt als een vermoeide kogel uit de loop van het kanon en nooit, nooit zal het doel treffen, onontplofbaar zinkt het weg in de aarde, onbereikbaar voor historici, een roemloos offer voor de onderaardse gedrochten van de zinloze literatuurwereld. Het einde van schrijven is het overleven van een zelfmoordpoging, maar ik weet dat een leven zonder woorden woordenloze zelfmoord is, maar na het eerste komt altijd het laatste en wat de zon betreft, dat ben ik zelf. De heilige gek buigt voor mij en noemt mij koning over mijzelf. In mijn wijde kleren zie ik de vleugels van Icarus. Ik stop met schrijven, mijn lieve vader, het is genoeg geweest, ik heb genoeg opgeofferd, nu vraag ik nog slechts uw zegen, aanvaard mij als uw eigen zoon, uw Esau, uw Absalom, en schenk mij uw goedkeuring! Ik kan niet meer en ik wil niet meer. Ik wil de aarde kussen, ik zal de aarde omarmen alsof u het bent. Ik verlos mijzelf en u. Aanvaard de gekwelde liefde van uw eenzame kind,
Arthur Rimbaud

Dit schokkende en opzienbarende liefdesbriefje met een aantal gedichten, is gevonden onder een losliggende vloertegel in een verlaten wijnkelder te Stockholm.

Stockholm, 7 augustus 1877

Lieve, supergeile Astrid,

Ai, die hoekige, trolachtige en lachwekkende taal van jou! ik schrijf je maar in het Engels. Het is erg druk in de houtzaagmolen, maar het geeft me tenminste de kans om in Stockholm te zijn, de stad waar ik jou ontmoet heb. Ik kan je ontroerende ogen maar niet vergeten en je sierlijke bewegingen, terwijl je de blonde haren naar achteren schudt. O wat zou ik graag je haren willen strelen of vlechten, maar dat zul je me dan moeten leren! Graag zie ik je weer, ik zou het betreuren wanneer het bij die paar nachten zou blijven. Ik droom van je en ik verlang erg naar een herhaling, want een vrouw zoals jij maakt een man zoals mij ongelofelijk gelukkig! Ik denk dat ik Stockholm direct ga verlaten, wanneer ik jou niet weer zal zien! O ik krijg prompt een stijve penis als ik denk aan die prachtige vulva van jou, je heerlijke, sappige kut! je rekbare kutspieren! ik verlang geheel naar de fysieke en spirituele eenwording met jou! Het wachten is pijnlijk. Schrijf me wanneer je kunt komen. Weet je nog hoe je met je vingers in mijn baard friemelde en hoe mijn baard zo kriebelde tussen je dijen? Maar meer dan je lichaam bemin ik je ziel! en toch, ik wil weer met je naar bed, ik wil je heftig neuken, ruw, wild, blindelings. Ik wil dat je doet wat ik zeg, kom terug en wees mijn speelgoed, laat je slaan en kom klaar! ik zal je overmeesteren, terwijl jij argeloos in een straat loopt, vermoeid door het harde werken en de vele indrukken. Ik zal je paaien met snoepjes, ketenen en ontvoeren. Je zult mijn nederige seksslavin zijn, gehoorzamen zul je mij en als je tegenstribbelt, dan sluit ik je vastgebonden op in een stikdonkere kast, waarvan ik weet dat er ratten leven. Stoute meisjes overleven het niet. Bibberen zul je voor mij als voor vader satan zelf. Kom snel, dom teefje, want ik heb geen geduld meer, ik moet en ik zal klaarkomen in die vrouwelijkheid van jou! Zo, het zal je nu wel duidelijk zijn, veel liefs van je gestoorde, ruige en toch zo tedere kontlikker, het Franse ratje dat het liefste in jouw vochtige gat kruipt! Au revoir, pervers wijfje!

je Arthur Rimbaud

Schrijver: Joanan Rutgers, 14 juni 2010


Geplaatst in de categorie: literatuur

3.0 met 4 stemmen 140



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)