Lippendienst
‘Wie wil er nog wat over zeggen?’ Onze docent kijkt de kring rond. Het is stil.
‘Ik vind het prachtig,’zegt de blonde man naaste me en hij steekt zijn duimen omhoog. ‘Ja, werkelijk prachtig.’
Hij zegt het heel definitief als of hij van iets hogers heeft geproefd.
‘Wie nog meer?’
Nu buitelen de superlatieven door het vertrek.
‘Spannend, dichterlijk, heel mooie beelden,’
‘Die beschrijving van de nevel op zee,’ zegt een spichtige wat oudere vrouw met een bril op, ‘die heeft een geweldige sfeer.’ Ze zegt het heel kalm maar van haar gaat een geweldige autoriteit uit. Die heeft ze verworven omdat ze de beste schrijfster van onze groep is.
Ik begrijp niet wat ze in dit proza ziet. Mooischrijverij vind ik het met één dieptepunt. Ergens in het stuk staat een zin in over dorpjes met hele witte kertorentjes die er uitzien alsof ze uit een droom afkomstig zijn. Prachtig gevonden, maar in het verhaal zo gekunsteld.
Als iedereen uitgesproken is komt de docent nog.
‘Ik zie het helemaal voor me,’ zegt hij,‘vooral die vergelijking met de dorpjes en hun kerktorentjes is prachtig’
‘En wat vindt jij, Paul?’ vraagt hij plotsteling.
Met mijn hoofd een beetje gebogen en mijn ogen strak op de tafel voor me gericht, zeg ik, nauwelijks verstaanbaar:
‘Ja, ja het was heel goed geschreven.’
Geplaatst in de categorie: literatuur