Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

Het behekste bos

Nabij Gasselte lopen drie jonge broers over de warme zandpaden, waar soms een adder overheen kronkelt. Ik voel of ik de gulden nog in mijn broekzak heb, alledrie kregen we een gulden om een halve dag mee zoet te zijn in het pretpark van Drouwenderzand. Een soort afkoopsom, maar goed. Meestal gingen we daarvoor flipperen of we kochten een raketijsje en wat snoep. Bij één flipperautomaat wisten we veel kwartjes los te peuteren, ook wisten we via goed spel veel gratis spelen te winnen. Soms beukten we een flipperkast expres op tilt, zodat er of een nieuw spel mogelijk was of er vielen kwartjes uit de gleuf. We liepen kwiek in de richting van ons einddoel: een kermisachtige speeltuin genaamd Drouwenderzand. Daar woonden de afgezanten van de duivel, een gruwelijke dikzak, opa Hebzucht en een hoerige snoepverkoopster met moorddadige borsten vol ontploffingsgevaar, waaraan je gek genoeg wel eeuwig wilt zuigen, hangen en trekken. Die moederlijke borsten verpletterden mij zodra ik ze weer zag, daarom is het een destructieve neiging om van grote borsten te houden, eerlijk gezegd zijn kleinere proporties ook veel sierlijker, steviger en erotischer. Te groot is ordinair, blubbert, steekt uit, is onhanteerbaar. Onderweg zag ik diverse slangen wegschieten in de gekleurde, bloeiende heide. Mijn oudste broer liep veel te hard, dat zinde me niet, want ik wilde me een voelen met de bosjesmannen in Afrika, waar ik later in mijn leven nog naartoe zou reizen, als niet een angststoornis mij tegen had gehouden, pal voor mijn vertrek ergens in nachtelijk Amsterdam, met de zware rugtas op mijn weigerende rug. Ik zag de truck, die ons dwars door Afrika zou rijden, iemand uit Harlingen probeerde me nog om te praten, maar ik liep verslagen weg, negen maanden reizen was een te grote uitdaging voor mij, ik had mezelf overschat, ik moest mijn grenzen erkennen. Ben om mezelf te troosten nog wel naar Israël en Zuid-Turkijë geweest, tien dagen en drie weken. We waren druk en we fantaseerden alvast over onze elektrische speelkameraden. Zo af en toe maakten we ruzie, we gooiden met takken, we sprongen van heuveltjes en we lieten de takken voor de neus van elkander terugschieten. Na een half uur bereikten we de duistere buitenwereld, auto's ontsierden het bosleven en de onrust ving aan. Slordige patatvreters passeerden ons en wij renden naar de automatenhal vol flikkerende apparaten met bizarre tekeningen van absurd gespierde mannen en hoerige vrouwen met absurd dikke tieten. Een sfeer van spanning, vertier en ontgoocheling. Een jukebox overstemde maar nauwelijks de weerzinwekkende geluiden van de neurotische flipperkasten. Hier telden de wetten van de slimsten, zeker wanneer je maar vier kwartjes hebt om te besteden. We keken bij elkaar, wanneer er gespeeld werd. We kenden uiteraard de betere kasten, de foefjes om geld terug te krijgen en we wisten bij welke eindgetallen we de speelkasten op tilt moesten duwen. Als we als eerste binnen gingen, zagen we vaak nog enkele kwartjes op de grond liggen, die door ons gretig werden opgeraapt. Na een ruime tijd van flink uitleven, ook in de speeltuin, gingen we terug naar huis. We waren verzadigd, al smeekten onze opgewonden harten naar meer van deze ontucht, we waren emotioneel verslaafd aan kille machines. Het zogenaamde pretpark verborg een tragisch kinderleed, we konden onze emoties meer met de flippers delen dan met onze ouders. Dat heet emotionele verwaarlozing. We liepen weer door het eenzame bos. Mijn oudste broer nam een andere weg. Mijn jongste broer en ik liepen door de schemer van deze eindeloze dag. De dode takken knakten onder onze vermoeide voeten. We werden bang, want we herkenden niet meer waar we waren. We stonden voor een open vlakte en het was er doodstil. Een boze uil scheerde boven onze tengere lichamen heen en weer. We waren verdwaald en we begrepen er niets van. Aan de andere kant van de vlakte bewoog een lichtgevende, poedelnaakte vrouw met vleermuizen in haar haren. Zij wuifde naar ons en wij volgden haar neer het huis met de vier torens. 'Kom binnen!', sprak zij op een lieve toon. Ze was wonderbaarlijk knap en ze sloot haar hypnotiserende ogen. Op dat moment was zij weg en wij waren totaal gedesoriënteerd. Aan de andere kant van de snelweg naar Groningen vonden wij elkaar weer. Plaatsverandering. Betoverd door een dolende heks. Bij een ons onbekende camping kregen we een lift naar huis, Verbijsterd keken wij elkaar aan, beiden verliefd op onze geheimzinnige bosgodin. Was ze de jachtgodin Diana? We dachten allebeide van wel. Thuis troffen we de politie aan, die inmiddels was ingeschakeld. Best eng die uniformen in ons vakantiehuis, maar we trilden eerlijk gezegd wel om een andere reden.

Schrijver: Joanan Rutgers, 6 juli 2010


Geplaatst in de categorie: kinderen

2.0 met 2 stemmen 2.812



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)