Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

Strijdros

(voor Eugène Emile Paul Grindel (1895 1952))

Op je zestiende ging je vanwege je astma naar Davos en je wandelde op de Zwitserse bergen, waar de geur van bloemen en kruiden je longen vulden. Kaas, melk en chocolade vulden je hongerige maag. Drie jaar lang zat je op die bergtoppen te gluren naar jongedames met dezelfde kwalen, als jonge dichter vond je moederlijke troost bij de rimpelloze, prille borsten van een mede-patiënte. Misschien zou de passie de kortademigheid wat verlengen, dachten jullie naïef, want jullie stikten bijna na een vissenkus. Ze hebben je weggeplukt uit dat herstellingsoord, gewoon als kanonnenvoer naar de loopgraven in België gestuurd, want de Duitsers speelden weer eens al te grof landje-pik. Je kameraden werden afgevoerd met geamputeerde ledematen en een shell-shock op de koop toe. Tijdens de zeldzame stilten schreef je poëtische invallen na hun aanvallen, wellicht deed een Duitse dichter hetzelfde aan de andere kant van de gevechtslinie. Het geweer bibberde in je handen. De ratten liepen langs je enkels en de LSD begon al uit te werken. De wijnboeren offerden hun wijnoogst voor jullie op, met bolle wijnbuiken stormden jullie voorwaarts, dronken van moed, dronken van een mythe. Als een Romeinse strijdros steigerde je met je voorbenen in de gifgaslucht, bereid tot het alleruiterste te gaan voor de ware vrijheid van de mens. En in jouw geval ook de taalkunst. Liever Franse mosterd op je brood dan ladingen mosterdgas, maar het was niet anders. Na die rot oorlog voegde je jezelf bij de surrealisten, je werd Paul Eluard, je raakte bevriend met de roerganger André Breton en je diende hun vrije wetten met groot gemak, vooral de openheid aangaande erotiek stond je wel aan en je werd een ongeëvenaard poëziemeester inzake de liefde. Je feestte met René, Robert en Louis. André hield altijd een oogje in het zeil, bang dat jullie beweging zou stranden in liederlijkheid en verzakingen. De tweede keer tegen die malle Duitsers zat je bij het ondergrondse verzet en verzette je je ook met beroemd geworden verzetsgedichten, hoewel deze strijd belangrijker was dan het surrealisme, mengde je de gegevens op sublieme wijze. Moegestreden ging je na die tweede oorlog en na je vijftigste meer en meer zwijgen, hoefde het allemaal niet meer voor jou, droomde je van Zwitserse bergen en andere onberoerde bergen, dronk je cognac met André, die ook niet meer zo snel was gezien zijn ouderdom en opgebrande illusies, rookten jullie als bejaarde boeven stiekem nog wat hasjresten, maar de schrijfolie was definitief opgeraakt, geen enkele truc werkte meer. Dynamiet was teveel van het goede. De zwijgende tijd van voor de muzenintocht was aangebroken, met een verbitterd gelaat kocht je stokbroden bij de traditionele, burgerlijke bakker en terwijl je de wijnhandelaar betaalde voor je dagelijkse dosis vergeetvocht, zag je dat hij je vriendelijk groette vanwege je alcoholverslaving en niet vanwege je poëtische verdiensten. Dat feit was de reden dat je meer ging drinken dan ooit tevoren en dat je op je 57-ste als een verloederd en verzopen strijdros in elkaar duvelde. Alle woorden voorbij gesneld en Breton verslikte zich in een kersenpit, de doerak!

Schrijver: Joanan Rutgers, 27 juni 2011


Geplaatst in de categorie: literatuur

2.0 met 2 stemmen 64



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)